Werkwoorden vervoegen
1 / 18
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk ezelsbruggetje kunnen we gebruiken voor het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
A
feestenten
B
festtenten
C
feesttenten
D
feesttent
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Vervoeg het werkwoord: spielen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
Sie / sie
spiele
spielst
spielt
spielen
spielt
spielen
Slide 7 - Sleepvraag
Tomas ...... heute nicht zur Schule.
A
gehe
B
gehen
C
geht
D
gehst
Slide 8 - Quizvraag
Laura ..... mit ihre Puppe.
A
spiel
B
spielt
C
spielst
D
spielen
Slide 9 - Quizvraag
Ich ..... mir neue Schuhe.
A
kaufe
B
kauf
C
kauft
D
kaufst
Slide 10 - Quizvraag
Nora und Kim ..... Deutsch sehr toll!
A
find
B
findet
C
findest
D
finden
Slide 11 - Quizvraag
Du ..... in einer Supermarket?
A
arbeite
B
arbeitst
C
arbeitest
D
arbeiten
Slide 12 - Quizvraag
Herr Müller, ...... Sie morgen auch?
A
kommt
B
komme
C
kommen
D
kommst
Slide 13 - Quizvraag
Ihr ..... Morgen doch nach Italien?
A
reis
B
reisen
C
reise
D
reist
Slide 14 - Quizvraag
Du ..... bei der Tanzschule in Leeuwarden.
A
tanze
B
tanzst
C
tanst
D
tanzt
Slide 15 - Quizvraag
Stijn ..... jeden Tag für Deutsch.
A
lernen
B
lernt
C
lernst
D
lerne
Slide 16 - Quizvraag
Ik kan regelmatige werkwoorden in het Duits vervoegen
kan ik helemaal wel
kan ik
kan ik een beetje
kan ik niet
kan ik helemaal niet
