Probeprüfung Na Klar Kapitel 2 (havo/vwo)

Themas
Gramm A: modale werkwoorden
Gramm B: gebiedende wijs 
Gramm C: der-groep en ein-groep, incl. voorzetsels  
Gramm D: werkwoorden met 1e, 3e, 4e naamval, ook per. vnw
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Themas
Gramm A: modale werkwoorden
Gramm B: gebiedende wijs 
Gramm C: der-groep en ein-groep, incl. voorzetsels  
Gramm D: werkwoorden met 1e, 3e, 4e naamval, ook per. vnw

Slide 1 - Tekstslide

A
Gramm A: modale werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

willen (NL):
Meine Eltern ... keinen Hund.
Papa ist allergisch.

Slide 3 - Open vraag

mogen/toestemming hebben:
Ich ..... morgen nicht ins Kino gehen.

Slide 4 - Open vraag

mogen/toestemming hebben:
Aber wir ...... ein Eis kaufen.

Slide 5 - Open vraag

moeten/bevel:
Du .... jeden Tag mit dem Fahrrad zur Schule fahren.

Slide 6 - Open vraag

B
Gramm B: gebiedende wijs

Slide 7 - Tekstslide

geben:
Sabine, ...... mir bitte deine Hausaufgaben.

Slide 8 - Open vraag

lassen:
Liebe Schüler, .... bitte euer Handy in der Tasche.

Slide 9 - Open vraag

sein:
Peter und Paul, ..... jetzt endlich still!
A
seid
B
sind
C
seien
D
ist

Slide 10 - Quizvraag

benutzen:
...... Sie doch noch einen Kaffeen mit uns, Herr Schmidt!
A
trink
B
trinken
C
trinkt
D
trinkst

Slide 11 - Quizvraag

C/D
Gramm C: der-groep en ein-groep, incl. 
voorzetsels  
werkwoorden 
pers. vnw

Slide 12 - Tekstslide

Seit dies.... Jahr (o) gibt es den neuen Supermarkt.
A
dieses
B
diesem
C
dieser
D
diese

Slide 13 - Quizvraag

Wir fahren mit unser.... Geschwistern (mv) in den Urlaub.
A
unser
B
unserem
C
unseren
D
unserer

Slide 14 - Quizvraag

Ich gebe ihr..... Katze (v) ein Leckerli.
A
ihre
B
ihren
C
ihrem
D
ihrer

Slide 15 - Quizvraag

Im Zoo sehen wir uns zuerst (de) ... Affen (mv) an.

Slide 16 - Open vraag

Das Handy gehört (mijn) ...Schwester.

Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag

Er dankt (zijn) Freund (m) für das geschenk.
A
sein
B
seinem
C
seiner
D
seinen

Slide 19 - Quizvraag

Das habe ich (jou) doch erzählt.
A
du
B
dich
C
dir

Slide 20 - Quizvraag

Wenn (jij) willst, kannst du mich gerne besuchen.
A
du
B
dich
C
dir

Slide 21 - Quizvraag

Ich habe (hem) in der Stadt getroffen.

Slide 22 - Open vraag