1. de samenleving kader

hoofdstuk 1 Wat is maatschappijleer?
paragraaf 1 de samenleving 
WAT IS MAATSCHAPPIJLEER? 
paragraaf 
tekstboek blz.
werkboek blz. 
begrippenboekje blz. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare school

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 1 Wat is maatschappijleer?
paragraaf 1 de samenleving 
WAT IS MAATSCHAPPIJLEER? 
paragraaf 
tekstboek blz.
werkboek blz. 
begrippenboekje blz. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Slide 2 - Tekstslide

TO DO 
GEZAMELIJK:


ZELFSTANDIG:


GEZAMELIJK:




Slide 3 - Tekstslide

ZELFSTANDIG
WAT:
Maken BEGRIPPEN  blz. 

Hoe:
Zelfstandig zonder te praten

Tijd: 12 min 

Klaar: beginnen huiswerk.
timer
12:00

Slide 4 - Tekstslide


Heb je andere mensen nodig 
Zijn we afhankelijk van elkaar. 
Hebben we gedragsregels 
Hebben we wetten en wetregels 

Slide 5 - Tekstslide

Tekstboek: blz. 8-9
werkboek:blz. 

Sociale omgeving: 
De mensen in je eigen omgeving waar je vaak dingen mee doet. 

 Maatschappij: 
De omgeving waarin je leeft samen met andere mensen. 

Afhankelijk: 
Iemand anders nodig hebben om iets te kunnen bereiken. 


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video


Hoe zorgen we dat we samen kunnen leven in Nederland 
wetregels
Regels die in de wet staan opgeschreven en die voor iedereen gelden Bijvoorbeeld stoppen voor een rood verkeerslicht.

gedragregels 
Regels die vanzelfsprekend zijn, we doen ze omdat het zo hoort  
Bijvoorbeeld: Handen wassen voor het eten.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Samenleven (1)
  • Maatschappijleer gaat over de samenleving

  • Samenleven doe je in grote en kleine groepen, zoals met je klasgenoten of in je buurt

  • Deze kleine groep mensen in je omgeving zie je regelmatig. Dit noemen we: sociale omgeving

Slide 10 - Tekstslide

Samenleven (2)
  • Samenleven doen we ook een grotere groep

  • In Nederland leven wij bijvoorbeeld samen met miljoenen mensen.

  • Zo'n grotere groep heet de maatschappij

Slide 11 - Tekstslide

Je hebt anderen nodig

  • Mensen zijn afhankelijk van elkaar: school, winkels, je sociale omgeving

  • Omdat mensen met miljoenen samenleven én omdat we afhankelijk zijn van anderen, moeten er afspraken zijn

Slide 12 - Tekstslide



Samenleven kan 
niet zonder regels

Slide 13 - Tekstslide

Gedragsregels
  • Regels die je automatisch toepast en vanzelfsprekend vindt

  • Zijn zelden opgeschreven

  • Hebben vaak met fatsoen te maken: fatsoensregels

  • Bijvoorbeeld: iemand een hand geven of opstaan in een volle bus voor iemand die slecht te been is

Slide 14 - Tekstslide

Wetsregels
  • Regels die in wetten zijn vastgelegd.

  • Deze regels zijn opgeschreven

  • Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen of je verdient het minimumloon als je werkt

Slide 15 - Tekstslide

Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 17 - Quizvraag

Welke stelling is juist?

1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.

2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school

Slide 20 - Quizvraag

Welke stelling is juist?

1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.

2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Vertel in één zin wat je geleerd hebt vandaag

Slide 22 - Open vraag

wat zou de volgende keer
beter kunnen in de les

Slide 23 - Woordweb