Noël v4 en h5

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui on va...
- apprendre le vocabulaire de Noël
- écouter le père Noël
- apprendre d'où vient cette légende du père Noël
et encore plein de choses

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

C'est quoi ?
A
Un sapin
B
Un arbre de Noël
C
Un arbriste
D
Un trée de Noël

Slide 4 - Quizvraag

Ce sont quoi ?
A
Des ogres de Noël
B
Des papatai de Noël
C
Des sucettes de Noël
D
Des cannes de Noël

Slide 5 - Quizvraag

C'est qui ?
A
Olaf le bonhomme de neige
B
Olaf la poupée de neige
C
Olaf l'hombre de nieve
D
Olaf l'homme de nieve

Slide 6 - Quizvraag

C'est quoi ?
A
Une chaussette de Noël
B
Un bas de Noël
C
Une chaussure de Noël
D
Un Noëlsoque

Slide 7 - Quizvraag

Ce sont quoi ?
A
Des bougies
B
Des flamands
C
Des lumies
D
Des lampes

Slide 8 - Quizvraag

C'est quoi ?
A
Une luge
B
Un traîneau
C
Un sleigh
D
Une slée

Slide 9 - Quizvraag

13

Slide 10 - Video

5

Slide 11 - Video

00:31
In welke eeuw vindt de legende van de Kerstman zijn oorsprong?
A
12e eeuw na Christus
B
16e eeuw na Christus
C
2e eeuw na Christus
D
4e eeuw na Christus

Slide 12 - Quizvraag

00:38
Saint-Nicolas is de beschermheer van 'enfants, veuves et gens faibles'. Wat betekent dat?
A
kinderen, weduwen en zwakke mensen
B
kinderen, zieken en arme mensen
C
leerlingen, weduwen en arme mensen
D
leerlingen, vreemdelingen en arme mensen

Slide 13 - Quizvraag

00:45
De brave kinderen krijgen 'friandises', wat is dat?
A
brood
B
chips
C
koekjes
D
snoepjes

Slide 14 - Quizvraag

01:05
Hoe komt het verhaal van Sinterklaas in de VS terecht?

Slide 15 - Open vraag

01:24
A visit from Saint-Nicholas
1823
Amerikaanse pastoor schrijft een gedicht waarin hij de karaktertrekken van Sint-Nicolaas wat verzacht, let goed op wat er verandert!

Slide 16 - Tekstslide

00:00
Wie is père Noël (in het Nederlands)?

Slide 17 - Open vraag

00:17
Wanneer is dit opgenomen?

Slide 18 - Open vraag

00:25
Wat zijn ze?

Slide 19 - Open vraag

00:39
Wat moeten kinderen doen volgens hem?
A
Hun huiswerk
B
Lol maken
C
Helpen met het huishouden
D
Andere taken

Slide 20 - Quizvraag

00:46
Wat vinden jullie en hijzelf leuk om te doen volgens hem?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Cadeaus kopen
C
Cadeaus uitdelen
D
Kerststol eten

Slide 21 - Quizvraag

00:56
Waar is het nu ook tijd voor?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Opruimen
C
Kerstdecoraties maken
D
Cadeautjes kopen

Slide 22 - Quizvraag

01:09
Wat moet je daarna wel doen?
A
Opruimen
B
Kerstkoekjes bakken
C
De boom versieren
D
De lutins ontdekken

Slide 23 - Quizvraag

01:19
Wat hebben ze gedaan en waarom?
A
Gecheckt of je koekjes wel lekker zijn
B
Gekeken of je wel lief bent geweest
C
Gekeken of je decoraties mooi zijn
D
Gekeken of je goed kunt opruimen

Slide 24 - Quizvraag

01:29
Wat moet je daarom doen?
A
Goed je best doen op school
B
Oefenen met knutselen
C
Je goed gedragen
D
Lief zijn voor anderen

Slide 25 - Quizvraag

01:46
Wat is het geheim?
A
Hij heeft veel mooie cadeaus
B
Hij heeft cadeaus die je niet verwacht
C
Hij heeft veel zachte cadeaus die je warm houden
D
Hij heeft veel dure elektronica.

Slide 26 - Quizvraag

01:59
Wat moet hij nu gaan doen?

Slide 27 - Open vraag

02:04
Wie zijn “eux”?
A
Zijn elfjes
B
Zijn cadeaus
C
De kinderen
D
De rendieren

Slide 28 - Quizvraag

02:18
Wat moet je in de tussentijd hebben?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide