A plus 3 unité 2

LA PUB EST PARTOUT

1. lijdend voorwerp, korte vorm =
persoonlijk voornaamwoord: le, la, l', les

2. aanwijzend voornaamwoord (die, dat)

celui-ci, celui-là             ceux-ci, ceux-là
celle-ci, celle-là              celles-ci, celles-là

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

LA PUB EST PARTOUT

1. lijdend voorwerp, korte vorm =
persoonlijk voornaamwoord: le, la, l', les

2. aanwijzend voornaamwoord (die, dat)

celui-ci, celui-là             ceux-ci, ceux-là
celle-ci, celle-là              celles-ci, celles-là

Slide 1 - Tekstslide

Je préfère ce jeu-ci. Je/j'....
A
l'achète
B
les achète
C
achète
D
la achète.

Slide 2 - Quizvraag

Voici ma mère. Je ...
A
aimer
B
l'aime
C
ai aimé
D
aimerai

Slide 3 - Quizvraag

Ik houd van haar.
A
Je l'aime
B
J'aime la
C
J' aime haar
D
Je les aime.

Slide 4 - Quizvraag

Ik kijk naar het schilderij.
Je regarde le tableau. Verkort = ...
A
Je regarde lui
B
Je le regarde
C
Je lui regarde
D
Je la regarde

Slide 5 - Quizvraag

Voici une pomme. J'ai faim. Je....
A
mange la
B
le mange
C
la mange
D
manger

Slide 6 - Quizvraag

J'aime ce film .... (die film)
A
ce film-là
B
ce film-ci

Slide 7 - Quizvraag

Tu veux ce jeu-ci ou ce jeu là? (deze)
A
celle-ci
B
celle-là
C
celui-ci
D
celui-là

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Link

Wat is dit voor publicité?
A
Nederlandse reclame in het Frans
B
Lancering van Hema in Frankrijk.
C
Franse reclame in Nederland.
D
Lancering van Franse winkel als Hema in Nederlands

Slide 10 - Quizvraag

Je gaat nu naar een PUB van de HEMA kijken. 

1. Wat is dit voor reclame?
2. Welke typisch Franse dingen zie je?
3. Welke typisch Nederlandse dingen zie je? 

Slide 11 - Tekstslide

Welke typische Franse dingen zijn er in de film.
A
Française typique, vin, baguette, chansons
B
Du vin, du pain, du boursin
C
Du fromage, du vin
D
De la baguette, du vin.

Slide 12 - Quizvraag

Welke Nederlandse dingen?
A
les maisons typiques, les moulins.
B
les maisons typiques, les moulins, les caravans.
C
Les tulipes, les maisons typiques, les moulins
D
Caravans, du lait, camping hollandais.

Slide 13 - Quizvraag