2T unité 2 les nombres et le pc

le programme
- le mot du jour
- check getallen (quiz)
- getallen vanaf 70
- grammaire II (uitleg)
- grammaire II (oefenen)

weektaak:
maken: 2.4 en 2.5
leren: apprendre 4 en 5

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

le programme
- le mot du jour
- check getallen (quiz)
- getallen vanaf 70
- grammaire II (uitleg)
- grammaire II (oefenen)

weektaak:
maken: 2.4 en 2.5
leren: apprendre 4 en 5

Slide 1 - Tekstslide

Le Mot du Jour




 Tu as regardé la télé hier soir?

- Non, j'ai joué aux jeux vidéos.

Slide 2 - Tekstslide

Le Mot du Jour
tu as regardé
gekeken

= voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

les nombres

QUIZ

getallen 0 t/m 20 en de tientallen


Choisis la bonne traduction et

fais de ton mieux!

Slide 4 - Tekstslide

14
A
quatre
B
quatorze
C
vingt-quatre
D
quarante

Slide 5 - Quizvraag

31
A
trois-un
B
trente-et-un
C
treize
D
vingt-trois

Slide 6 - Quizvraag

50
A
cinq
B
quinze
C
cinquante
D
soixante

Slide 7 - Quizvraag

Welk getal is het kleinst?
A
seize
B
onze
C
douze
D
quinze

Slide 8 - Quizvraag

Welk getal is het grootst?
A
soixante-cinq
B
cinquante-six
C
trente-neuf
D
quarante-huit

Slide 9 - Quizvraag

vingt-trois + cinquante
A
28
B
38
C
48
D
58

Slide 10 - Quizvraag

l'âge de madame van Cuijk
A
trente-huit
B
quarante-et-un
C
quarante-cinq
D
cinquante

Slide 11 - Quizvraag

getallen vanaf 70
het woord voor 70 bestaat uit twee getallen die je al kent:
70 = soixante-dix  (60|10)
71 = soixante-et-onze (60|11)
72 = soixante douze (60|12)
73 = soixante-treize (60|13)
74 = soixante- ...   (60|14)
en zo tel je door tot 79 => soixante-dix-neuf  (60|19)

Slide 12 - Tekstslide

getallen vanaf 80
het woord voor 80 bestaat uit een soort sommetje:
80 = quatre-vingts  (4|20's)
81 = quatre-vingt-un (4|20's|1)
82 = quatre-vingt-deux(4|20's|2)
83 = quatre-vingt-trois (4|20's|3)
84 = quatre-vingt-un- ...   (4|20's|4)
en zo tel je door tot 99 => quatre-vingt-dix-neuf (4|20's |19)

Slide 13 - Tekstslide

grammaire II
de voltooide tijd


Ken je het rijtje van AVOIR nog?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

het rijtje van AVOIR
WOORDWEB

Hoeveel vormen ken jij nog in het Frans?
Zet elke vorm (ow+pv) in een nieuw woordveld.

Slide 16 - Tekstslide

AVOIR
(ow+pv)

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

le passé composé
de voltooide tijd

HULPWERKWOORD + VOLTOOID DEELWOORD

ik heb gekeken
jij hebt gegeten
hij heeft gewoond 

Slide 19 - Tekstslide

HULPWERKWOORD
= de persoonsvorm

je gebruikt vaak het werkwoord 'hebben'
(soms ook het werkwood 'zijn')

wij hebben gezwommen - nous avons nagé
(wij zijn gevallen - nous sommes tombés)

Slide 20 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD
= maak je van het hele werkwoord

wij hebben gezwommen 

gezwommen komt van zwemmen : nager

nous avons nagé

Slide 21 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD
WERKWOORDEN OP -ER

neem het hele werkwoord in het Frans:
bv   habiter
haal -er van het hele ww af
plak é achter de stam

Slide 22 - Tekstslide

exemples
1 - tu as regardé la télé
2 - il a habité à Paris
 3 - nous avons mangé des frites
4 - ils ont dansé à la fête
5 - vous avez visité le musée

6 - il a pris le train

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

oefenen met de voltooide tijd

Slide 25 - Tekstslide

wij hebben gewoond
A
nous habitons
B
nous habiter
C
nous habité
D
nous avons habité

Slide 26 - Quizvraag

zij heeft gepraat
A
il a parlé
B
elle parle
C
elle a parlé
D
elle parlé

Slide 27 - Quizvraag

jij hebt gehad
A
tu as
B
tu as avoiré
C
tu as eu
D
tu est

Slide 28 - Quizvraag

lisez apprendre 5
page 74

Slide 29 - Tekstslide

les devoirs
leren: appr. 4 + 5
nu maken: barre 2.5

huiswerk: 2.4 en 2.5 (2.6)

Slide 30 - Tekstslide