Ned_3h_Week5_les1

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Afspraken tijdens de les
Terugblik
Stillezen

Huiswerk bespreken (invullen online)) 
Herhaling woordjes A t/m C (invullen online)
Zelfstandig aan de slag woordje E invullen en De Brug Lezen
Evalueren les
Vooruitblik
Kahoot! C



Slide 2 - Tekstslide

Graag mobiel mee (met oortjes in)

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, leesboek, schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Individueel aan de slag 

Werkt iemand online thuis?




Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Werkhouding vorige week

Lesinhoud?
Lezen (meneer Hirschman)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lezen 20 min
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Zorg dat jij je aanmeldt via LessonUp met je eigen voornaam. 
Dit is voor de registratie in magister (leerlingen thuis)

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdr 6, bladzijde 47-48

Slide 8 - Tekstslide

Kijk mee op blz 45, 46 (en in je schrift)

Slide 9 - Tekstslide

1) Wat is het onderwerp?
Tekst 5 bladzijde 47, 48

Onderwerp zoeken? Kijk naar de titel, eerste/laatste alinea (grote tekst), illustratie/plaatje, evt tussenkopjes

Slide 10 - Open vraag

Antwoord
De deltawerken

Inleiding, plaatje, eerste alinea en laatste alinea


Slide 11 - Tekstslide

3. Welk structuur heeft de tekst?

Slide 12 - Open vraag

Antwoord
3 voor- en nadelenstructuur: Dat zie je aan formuleringen als:

 
- ‘Het Deltaplan had een aantal voordelen […].’ (al. 4)
- ‘Een ander voordeel van het Deltaplan […].’ (al. 5)
- ‘Nog een pluspunt […].’ (al. 6)
- ‘Ook de recreatieactiviteiten hebben negatieve gevolgen […].’ (al. 10)
- ‘Kortom, de Deltawerken hebben veel goede dingen gebracht, maar er zijn ook problemen door ontstaan.’ (al. 11)

Slide 13 - Tekstslide

4. geëvacueerd (al. 2)
A
doeltreffender
B
maakten nodig
C
tijdelijk verplaatst
D
binnendringen

Slide 14 - Quizvraag

4. effectiever (al. 4)
A
maakten nodig
B
tijdelijk verplaatst
C
doeltreffender
D
verdeling in begrensde gebieden

Slide 15 - Quizvraag

4. vergden (al. 4)
A
maakten nodig
B
enigzins zoute
C
verbaasd te laten zijn
D
doeltreffender

Slide 16 - Quizvraag

4. flora en fauna (al. 10)
A
symsteem van eb en vloed
B
proces waarbij de bodem zouter wordt
C
verdeling in begrensde gebieden
D
alle planten en dieren in een bepaald gebied

Slide 17 - Quizvraag

Antwoord (alle woordjes a t/m k)
4 a geëvacueerd (al. 2): tijdelijk verplaatst
b zeearmen (al. 3): delen van een zee of oceaan die het land binnendringen
c effectiever (al. 4): doeltreffender
d zeespiegel: hoogte van het zeewater
e vergden (al. 4): maakten nodig
f verzilting (al. 5): proces waarbij de bodem steeds zouter wordt
g compartimentering (al. 7): verdeling in afgegrensde gebieden
h brakke (al. 7): enigszins zoute
i getij (al. 7): systeem van eb en vloed
j flora en fauna (al. 10): alle planten en dieren in een bepaald gebied
k ecosystemen (al. 11): gebieden die qua planten, dieren en andere organismen als een geheel kunnen worden opgevat

Slide 18 - Tekstslide

6. Welk tekstverband bestaat er tussen alinea 1 en 3?


Slide 19 - Open vraag

Antwoord
5 oorzaak-gevolgverband

Alinea 1: dijken braken door
Alinea 3: oplossing bedenken om nog zo'n ramp te voorkomen

Slide 20 - Tekstslide

Zie vraag 7.
Waarom is het Deltaplan effectiever dan het plan om de dijken te verhogen?

Slide 21 - Open vraag

Antwoord
7 Omdat het Deltaplan doet waarvoor het bedoeld is: voldoende veiligheid bieden; het is dus effectief. Bij het plan om de dijken te verhogen blijft het risico op overstromingen bestaan vanwege de stijging van de zeespiegel. De verhoogde dijken zijn dus niet effectief, doordat ze niet doen waarvoor ze bedoeld zijn. 

Neem het antwoord letterlijk over uit de tekst!

Slide 22 - Tekstslide

10. Aan welk signaalwoord herken je het tegenstellend verband (antwoord vraag 9)?

Alinea 4 t/m 6 en alinea 7 t/m 10?

Slide 23 - Open vraag

Antwoord
10 echter (al. 7)

Er waren echter wat consequenties...

Slide 24 - Tekstslide

11. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Dus, wat wordt er over het onderwerp gezegd?

Slide 25 - Open vraag

Antwoord
11 ‘Kortom, de Deltawerken hebben behalve veiligheid nog veel andere goede dingen gebracht, maar er zijn ook problemen door ontstaan.’ (eerste zin IN ALINEA 11).

Zie je dat in deze zin de structuur van de tekst ook duidelijk zichtbaar is?

Let op: de hoofdgedachte vind je vaak in de laatste alinea en kun bijna altijd letterlijk overnemen uit de tekst!

Stel je zelf de vraag: wat wordt over het onderwerp gezegd?

Slide 26 - Tekstslide

Woorden A t/m C

Slide 27 - Tekstslide

Maak een zin met het woordje: assertief

Slide 28 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: autonoom

Slide 29 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: beredeneren

Slide 30 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: blootstaan (aan)

Slide 31 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: conform

Slide 32 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: cruciaal

Slide 33 - Open vraag

Je gaat nu zelfstandig verder met het volgende:
Woordjes E invullen

De Brug: blz 242-243 
Opdrachten 1 en 2
blz 243-245
  
Klaar?
Leer de woordjes A, B, C en D

Opnieuw klaar? Top!
Ga lekker lezen of maak huiswerk af (zie studiewijzer Nederlands)





Slide 34 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de E  

Elders
Ensceneren
Epiloog
Eventueel
Exorbitant

Slide 35 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de E  
Elders : …………………………………………………………………………………………………….
Voorbeeldzin: Mijn oom hield nooit zo van Nederland; daarom is hij elders gaan wonen.


Ensceneren: ………………………………….. …………………………………………………………
Voorbeeldzin: Voor het programma ‘Opsporing verzocht’ worden overvallen altijd geënsceneerd.


Epiloog: ……………………………………………………………………………………………………
Voorbeeldzin: Het boek dat ik daarnet gelezen heb, is spannend; en in de epiloog helemaal aan het eind van het boek vertelt de schrijver ons dat hij de hoofdpersoon 20 jaar later is tegengekomen!






Slide 36 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de E  
Eventueel: A)....... B).........
Voorbeeldzin van woordsoort a):
a Bij eventuele moeilijkheden moet je je mentor om hulp vragen.
voorbeeldzin van woordsoort 2:
b Er is een vaste opruimploeg voor na het klassenfeest; en Anna, Tamara en Ahmed zijn eventueel bereid bij het opruimen te helpen.



Exorbitant: ……………………………………………………………………………………………….
Voorbeeldzin: Messi verdient een exorbitant bedrag voor 90 minuten voetbal.



Het ei van Columbus: ………………………………………………………………………………….
(Columbus zou uitgedaagd zijn om een ei rechtop op tafel te zetten, wat niemand voor elkaar kreeg. Hij zette het ei met een lichte slag op tafel, zodat het ei ingedeukt werd en bleef staan.)
Voorbeeldzin: Voor mensen die maar één kopje koffie per dag drinken, is een Senseo het ei van Columbus.


Slide 37 - Tekstslide

Hoe ging de invulopdracht?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 38 - Tekstslide

Wat gaan we volgende week doen?


Wat moet mee? 
Methodeboek, schrift, pen en je opgeladen mobiele telefoon.
Denk aan het kiezen van een leesboek via lezen uit de lijst.

Wat is het huiswerk:
Woordjes E invullen
Leren woordjes A t/m D
Leesboek 
  

Slide 39 - Tekstslide

Woorden C

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Tekstslide