Thema 3, Les 3 - Krachten Meten

Kracht
Website week 4






IJburg College
1/2 THV

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kracht
Website week 4






IJburg College
1/2 THV

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 2 - Woordweb

Wat heb je NIET nodig om een kracht te tekenen?
A
De grootte
B
Het aangrijpingspunt
C
Een pen
D
De richting

Slide 3 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat je met een krachtmeter een trekkracht kan meten.

Je kunt uitleggen hoe een krachtmeter werkt en wanneer er een stugge of een slappe veer gebruikt moet worden.

Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als je de massa weet.

Je kan het verschil uitleggen tussen massa, zwaartekracht en gewicht.

Je kunt de formule Fz = m ⋅ g gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Massa of Gewicht?
De massa is het totaal van de zwaarte van alle atomen in een voorwerp. 

Het gewicht is de kracht die je daarmee uitoefent op de aarde.

Dus je massa (als je jezelf weegt) is 50 kg.

Je gewicht is dan de kracht die je uitoefent op de aarde. (500 N)

Slide 5 - Tekstslide

Als je op een weegschaal staat, dan meet je je...
A
Massa
B
Gewicht
C
Lengte

Slide 6 - Quizvraag

Krachtmeters
Krachtmeters kun je gebruiken om de zwaartekracht (dus het gewicht!) van een bepaald voorwerp te meten.

Door een voorwerp aan het haakje te hangen, zakt deze een beetje naar beneden en kun je de kracht in Newton aflezen.

Stugge veer = grote kracht (zwaar voorwerp)

Slappe veer = kleine kracht (licht voorwerp)

Slide 7 - Tekstslide

Als ik aan een krachtmeter trek met mijn handen, dan meet ik de...
A
Zwaartekracht
B
Spierkracht
C
Normaalkracht
D
Windkracht

Slide 8 - Quizvraag

Formule
Ook zonder krachtmeter kunnen we de zwaartekracht op een voorwerp berekenen.

Fz = Zwaartekracht (N)
m = Massa (kg)
g = Valversnelling

Valversnelling op aarde is altijd 10


 Fz = m ⋅ g

Slide 9 - Tekstslide

Formule
Natuurkundige formules zijn eigenlijk invuloefeningen. Daarna moet je rekenen.

Ik moet dus uitzoeken wat voor getallen ik moet invullen op de plekjes van de letters.

Dit kan je vaak terugvinden in de vraag!


 Fz = m ⋅ g

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
We kunnen de formule invullen voor de bank.

De bank heeft een massa van 100 kg.

 Fz = m ⋅ g

Fz = 100 ⋅ g

Fz = 100 ⋅ 10

Fz = 1000 N
 Fz = m ⋅ g
Fz = Zwaartekracht
m = Massa
g = Valversnelling


Slide 11 - Tekstslide

Vincent heeft een massa van 70 kg.
Hoe groot is de zwaartekracht op Vincent?

Slide 12 - Open vraag

Uitleg
Fz = m ⋅ g

Fz = 70 ⋅ g

Fz = 70 ⋅ 10

Fz = 700 N

Slide 13 - Tekstslide

Een olifant heeft een massa van 5000 kg.

Hoe groot is de zwaartekracht op deze olifant?

Slide 14 - Open vraag

Uitleg
Fz = m ⋅ g

Fz = 5000 ⋅ g

Fz = 5000 ⋅ 10

Fz = 50000 N

Slide 15 - Tekstslide

De zwaartekracht op een voorwerp is 580 N. Hoe groot is de massa?
A
5800 N
B
58 N
C
5800 kg
D
58 kg

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk en de rest van de les.
Nu kun je je huiswerk van vorige week nakijken.

Daarna kun je beginnen met de opdrachten van week 4 op de website.

Succes!

Slide 17 - Tekstslide