passé composé met avoir of être

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Le Passé composé

Lesdoelen

- Ik kan de werkwoorden in het Frans vervoegen met behulp van het hulpwerkwoord Avoir

- Ik kan de werkwoorden in het Frans vervoegen met behulp van het hulpwerkwoord Être

- Ik kan het volt. deelwoord  bij de werkwoorden die vervoegd worden met het hulpwerkwoord être aanpassen

Le passé composé

- Voltooid tegenwoordige tijd

- Gebruik je in het Frans om aan te geven dat iets al is gebeurd en afgesloten

VB: Ik ben op vakantie geweest

Ik heb de Eiffeltoren bezocht

De passé composé

bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir/être

2: Voltooid deelwoord

Wat zijn de vormen van het werkwoord Avoir ???

Wat zijn de vormen van het werkwoord être ?

Het voltooid deelwoord

Werkwoorden op -er (donner):

Voltooid deelwoord = Stam + é

Stam = hele werkwoord - er

Volt. deelwoord: donner - er + é = donné

Werkwoorden op -ir (choisir):

Voltooid deelwoord = Stam + i

Stam = hele werkwoord - ir

Volt. deelwoord: choisir - ir + i = choisi

Werkwoorden op -re (vendre):

Voltooid deelwoord = Stam + u

Stam = hele werkwoord - re

Volt. deelwoord: vendre - re + u = vendu

Voorbeelden:

Donner               Choisir              Vendre

     J'ai donné        J'ai choisi              J'ai vendu  

     Tu as donné        Tu as choisi        Tu as vendu  

       Il a donné         Elle a choisi           On a vendu

Nous avons donné   Nous avons choisi   Nous avons vendu

Vous avez donné    Vous avez choisi       Vous avez vendu

Ils ont donné            Elles ont choisi          Ils ont vendu

                  

Werkwoorden die vervoegd worden met het hulpwerkwoord être

Voorbeeld van een werkwoord vervoegd met het hulpwerkwoord être

Aller

je suis allé(e)   nous sommes allé(e)s

tu es allé(e)   vous êtes allé(e)(s)

il est allé   ils sont allés

elle est allée    elles sont allées

on est allé(e)s

Wanneer gebruik je être en wanneer gebruik je avoir ???

- Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord avoir.

- Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt, gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord être

Uitzonderingen:

Commencer (beginnen)    J'ai commencé      Ik ben begonnen

Être (zijn)    J'ai été     Ik ben geweest

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?

1. gagner
2. faire
3. aller
4. avoir

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?

1. rester
2. descendre
3. perdre
4. tomber

Daisy (partir, passé composé) en France

1. est partie
2. est parti
3. a partie
4. a parti

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?

1. partir
2. être
3. vendre
4. louer

Elles...
(passé composé)

1. sont parties
2. sont partis
3. sont partie
4. sont partise

Ils (envoyer, passé composé)

1. ont envoyé
2. sont envoyé
3. envoyais
4. envoyait