H4.4 politieke instituties

H4.4 politieke instituties
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MAWMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H4.4 politieke instituties

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen van deze week 
- Kennen en begrijpen van het kernconcept politieke institutie
- Verschil kennen tussen een institutie en een instelling
- Verschil kennen tussen evenredige vertegenwoordiging en het districtenstelsel ( les 2)

Slide 2 - Tekstslide

Wat weten we nog van de vorige keer?

- staatsvorming
- democratisering
- rationalisering

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling: Staatsvorming
Wanneer is er sprake van een staat (interne soevereiniteit)?
1. een staat regeert over een groep mensen;
2. binnen een vastgesteld grondgebied;
3. heeft het geweldsmonopolie en belastingmonopolie.
Externe soevereiniteit (naar buiten toe) betekent dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan het gezag
van andere staten. 

Slide 4 - Tekstslide

KERNCONCEPT Rationalisering (1)
Het proces van het                  en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar                           en beheersbaar te maken en van het                        inzetten van middelen om zo efficiënt en                 mogelijke resultaten te bereiken.
            ordenen
            effectief
        voorspelbaar
          doelgericht

Slide 5 - Sleepvraag

Wat weten we nog van het KC rationalisering??
- Wat is het verschil tussen ordenen en sytematiseren?
- Wat is het verschil tussen voorspelbaar en beheersbaar?
- Wat is het verschil tussen efficient en effectief?

Slide 6 - Tekstslide

KERNCONCEPT Democratisering (1)
Het proces van                         van de machts- en gezagsverhoudingen door een                inspraak
en                                       van degenen met
               macht.
 medezeggenschap
  verandering
               grotere
               minder

Slide 7 - Sleepvraag

Twee ontwikkelingen (democratisering)
- De komst van de rechtsstaat. Niet alleen de elite had rechten; steeds meer groepen mensen kregen rechten. Organisaties en bedrijven worden nu zelfs gezien als ‘rechtspersonen’.
- De volksvertegenwoordiging (parlementaire democratie).
Er zijn politieke grondrechten en er is actief en passief kiesrecht. Politieke partijen vertegenwoordigen de ideeën en meningen van de burgers.

Slide 8 - Tekstslide

KERNCONCEPT Politieke institutie (1)
Een                  van min of meer geformaliseerde            die het                van mensen en hun onderlinge        rond politieke machtsuitoefening en politieke                                                reguleren.
        complex
          regels
         gedrag 
         relaties
  besluitvorming

Slide 9 - Sleepvraag

Politieke institutie
Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren.

Voorbeelden van politieke instituties zijn de rechtsstaat, de grondwet, het kiesstelsel en de onafhankelijke rechterlijke macht. 

Slide 10 - Tekstslide

3

Slide 11 - Video

04:31
Moet de stemgerechtigde leeftijd aangepast worden naar 16 jaar?
A
Ja, natuurlijk
B
Nee, zeker niet
C
Mij niet bellen
D
Ja en nee

Slide 12 - Quizvraag

04:40
Vind je dat iemand met het syndroom van Down mag stemmen?
ja
nee
ja, maar

Slide 13 - Poll

04:40
Actief en passief stemrecht
Iedereen van 18 jaar of ouder mag stemmen. Ook mensen met een verstandelijke beperking. Zij hebben stemrecht, maar moeten wel zelfstandig kunnen stemmen. Mensen die handelingsonbekwaam zijn verklaard mogen dat niet. Criminelen mogen ook stemmen

Slide 14 - Tekstslide

Maken huiswerk
 lezen H4.4 en maken opdr 16,18,19

Slide 15 - Tekstslide

Evenredige vertegenwoordiging en het districtenstelsel

Slide 16 - Tekstslide