Naar een democratisch systeem




             De tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les




             De tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1845 tot nu - Naar een democratisch politiek systeem

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg en welke gevolgen dit had voor het bestuur van het land.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I

  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondwet 1848
Wat veranderde er?
  • Koning verloor veel macht.
  • Koning niet langer leiding geven aan regering.
  • Leider regering: minister-president
  • Parlementair stelsel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Artikel 1 uit de grondwet: Iedereen is voor de wet gelijk. Niemand mag in Nederland
gediscrimineerd worden.
Vrijheid van godsdienst.
Vrijheid van drukpers: iedereen mag zijn mening naar voren brengen.
Recht op vereniging en vergadering: iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten
en daarvan lid zijn.
Vrijheid van meningsuiting: je mag zeggen en schrijven wat je wilt, zolang je met je mening
geen andere mensen kwetst of discrimineert.
Vrijheid van onderwijs: tot 1848 waren alleen openbare scholen toegestaan. Nu mogen ook
protestanten en katholieken hun ‘bijzondere’ scholen stichten. 
Artikel 1 uit de grondwet: Iedereen is voor de wet gelijk. Niemand mag in Nederland gediscrimineerd worden.

  • Vrijheid van godsdienst.

  • Vrijheid van drukpers: iedereen mag zijn mening naar voren brengen.

  • vrijheid op vereniging en vergadering: iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten en daarvan lid zijn.

  • Vrijheid van meningsuiting: je mag zeggen en schrijven wat je wilt, zolang je met je mening geen andere mensen kwetst of discrimineert.

  • Vrijheid van onderwijs: tot 1848 waren alleen openbare scholen toegestaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1887


  • Het 'caoutchouc-artikel' (Het 'rubberen artikel') komt in de Grondwet: afschaffing censuskiesrecht. Waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'. ('kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand')
  • Deze eisen konden nu steeds worden aangepast. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdlijn algemeen kiesrecht
1917
Kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar.
1919
Kiesrecht ook voor vrouwen vanaf 25 jaar.
1946
Algemeen kiesrecht vanaf 23 jaar.
1965
Algemeen kiesrecht voor NL'ers vanaf 21 jaar.
1972
Algemeen kiesrecht voor NL'ers vanaf 18 jaar.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Via deze link ga je naar een korte clip (2:33 minuten) over de grondwet van Thorbecke (1848).
Recht van amendement
Dit is het recht van de Tweede Kamer om wijzigingen (amendementen) voor te stellen op een wetsvoorstel dat door de regering is ingediend. Dit betekent dat de Tweede Kamer een wet kan aanpassen voordat ze ermee akkoord gaan.
Stel, de regering stelt een wet voor om de minimumleeftijd voor een rijbewijs te verhogen naar 21 jaar. Maar de Tweede Kamer vindt 19 jaar beter. Een Kamerlid kan dan een amendement indienen om de leeftijd in de wet te veranderen naar 19 jaar. Als de meerderheid van de Kamer het hiermee eens is, wordt het wetsvoorstel aangepast.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recht van enquête
Dit is het recht van de Eerste en Tweede Kamer om een diepgaand onderzoek te doen naar een bepaalde kwestie. Dit gebeurt vaak als er iets misgaat in de regering of bij grote problemen in de maatschappij, zoals een schandaal of slecht beleid.
Stel, er zijn berichten dat er bij de bouw van een grote brug miljoenen euro’s zijn verspild. De Tweede Kamer kan dan een enquête starten om precies uit te zoeken wat er is misgegaan, wie verantwoordelijk is, en hoe dat in de toekomst voorkomen kan worden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recht van initiatief
Dit is het recht van Kamerleden om zelf een wetsvoorstel te maken en in te dienen. Meestal maakt de regering wetten, maar Kamerleden kunnen dit dus ook doen.

Een Kamerlid vindt dat plastic tasjes helemaal verboden moeten worden, omdat ze slecht zijn voor het milieu. Dat Kamerlid kan zelf een wetsvoorstel maken en dit indienen bij de Tweede Kamer. Als de meerderheid van de Kamer en daarna de Eerste Kamer het ermee eens zijn, wordt het een wet.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Recht van interpellatie
Dit is het recht van Kamerleden om een minister of staatssecretaris naar de Kamer te roepen om vragen te beantwoorden over een belangrijk onderwerp. Dit gebeurt vaak als er plotseling iets is gebeurd waarover de Kamer uitleg wil.
Stel, er komt in het nieuws dat er problemen zijn met de veiligheid op Schiphol. De Tweede Kamer kan dan een minister oproepen om uit te leggen wat er precies aan de hand is en wat er aan gedaan wordt. Dit gebeurt meestal tijdens een speciaal debat.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

to-do
SvdV: 2.1 en 2.2
JS: H1.1
EM:H2.1 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies