3.2 De Gouden Eeuw

3.2 De Gouden Eeuw
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 De Gouden Eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met handelskapitalisme?
A
Handel bedrijven zonder geld
B
Het ruilen van goederen binnen dorpen
C
Het bouwen van forten om handel te beschermen
D
Kapitalisme waarbij handelaren de leiding hadden in de economie

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn stapelplaatsen?
A
Opslagplaatsen waar goederen tijdelijk worden opgeslagen voor doorvoer
B
Havens waar schepen worden gebouwd
C
Plekken waar handelaren wonen
D
Markten waar goederen direct worden verkocht

Slide 3 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de "Gouden Eeuw"?

Slide 4 - Open vraag

Waarom was de Republiek een belangrijk punt in de wereldhandel?

Slide 5 - Open vraag

Waarom waren regenten een belangrijke groep in de Republiek?
A
Ze organiseerden het leger
B
Ze werkten vooral in huisnijverheid
C
Ze bouwden alleen kerken
D
Ze investeerden in handel en zorgden voor economisch beleid

Slide 6 - Quizvraag

Welke stad werd in de 17e eeuw de rijkste handelsstad van Europa?

Slide 7 - Open vraag

Wat werd in Amsterdam vanaf 1613 aangelegd?

Slide 8 - Open vraag

Hoe hielpen de grachten in steden als Amsterdam om economische groei te bevorderen?

Slide 9 - Open vraag

Waarom was de werkgelegenheid in Nederland in de Gouden Eeuw zo hoog?

Slide 10 - Open vraag

Wat maakte de stadsuitbreiding in de Gouden Eeuw mogelijk?
A
De opkomst van de landbouw
B
De inkomsten uit de overzeese handel
C
Het einde van oorlogen
D
De afname van de bevolking

Slide 11 - Quizvraag

Wat was de functie van de Keizersgracht in de Gouden Eeuw?
A
Woonwijk voor arbeiders
B
Opslagplaats voor goederen
C
Gebied voor rijke regenten en bankiers.

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het begrip ‘volkenrecht’ volgens Hugo de Groot?

Slide 13 - Open vraag

Waarom wordt Hugo de Groot als belangrijk gezien in het volkenrecht?
A
Hij verdedigde het idee van koloniale macht
B
Hij stelde voor dat staten zonder regels konden handelen
C
Hij legde basisprincipes vast voor internationale wetgeving
D
Hij schreef een verdrag voor de Republiek

Slide 14 - Quizvraag

Wat hield oorlogsrecht in volgens Hugo de Groot?
A
Het toestaan van willekeurige aanvallen
B
Het uitbreiden van handelsrechten in tijden van oorlog
C
Het verbieden van vrede tussen vijanden
D
Het maken van duidelijke regels voor oorlogen

Slide 15 - Quizvraag

Welke twee landen sloten in 1648 de Vrede van Münster?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verschil tussen ‘oorlogsrecht’ en ‘volkenrecht’?

Slide 17 - Open vraag

Tegen welk land voerde de Republiek na de Tachtigjarige Oorlog meerdere korte oorlogen?

Slide 18 - Open vraag

Wie waren de belangrijkste vijanden van de Republiek in 1672?
A
Spanje en Engeland
B
Engeland en Frankrijk
C
Duitsland en Engeland
D
Frankrijk en Spanje

Slide 19 - Quizvraag

Waarom wilden de Engelsen een eind maken aan de Nederlandse handelsmacht?

Slide 20 - Open vraag

Wat waren de belangen van Frankrijk, geleid door Lodewijk XIV, in de oorlog met de Republiek?

Slide 21 - Open vraag

Wat was het geheime plan van de Engelse en Franse troepen?
A
Een gezamenlijke aanval op de Republiek
B
Het versterken van de Engelse handel
C
De Republiek helpen in oorlogen

Slide 22 - Quizvraag

Waarom werd 1672 het Rampjaar genoemd?
A
Door economische neergang
B
Door aanvallen van verschillende vijanden
C
Door het verlies van alle handelsroutes
D
Door de moord op Willem III

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurde er met de gebroeders De Witt in 1672?
A
Ze werden benoemd tot leiders van de Republiek
B
Ze vluchtten naar Engeland
C
Ze werden vermoord door een woedende menigte
D
Ze steunden Willem III tegen Frankrijk

Slide 24 - Quizvraag

Wat was Willem III’s rol in de oorlogen tegen Frankrijk?

Slide 25 - Open vraag

In welk jaar sloten de Republiek en Spanje vrede met elkaar? (Vrede van Münster)
A
1649
B
1648
C
1650
D
1651

Slide 26 - Quizvraag

Waarom waren de regenten blij met de Vrede van Munster maar de stadhouder niet?

Slide 27 - Open vraag

Noem twee beeldkenmerken van de kunst uit de Gouden Eeuw

Slide 28 - Open vraag

3.3 Europa en de wereld

Slide 29 - Tekstslide

Bij welk begrip hoort deze uitleg: hoofdkwartier van de VOC op Java.
A
compagnie
B
factorij
C
Batavia
D
VOC

Slide 30 - Quizvraag

Bij welk begrip hoort deze uitleg:
economisch systeem van wereldwijde- handelscontacten.
A
compagnie
B
wereldeconomie
C
werkgever
D
factorij

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het begrip 'compagnie'?

Slide 32 - Open vraag

Wat werd er in de Republiek verhandeld dat afkomstig was uit Azië en Amerika?

Slide 33 - Open vraag

Welke stad was een belangrijk centrum van wereldhandel in de 17e eeuw?
A
Parijs
B
Antwerpen
C
Amsterdam
D
Londen

Slide 34 - Quizvraag

Wie was de groot-gouverneur van de VOC die Batavia liet bouwen?

Slide 35 - Open vraag

Wat betekent monopolie?

Slide 36 - Open vraag