Toetsvoorbereiding Schrijven

Vandaag
- Wat kan je verwachten op de toets
- De basis
- Formeel en informeel
- Veelgemaakte fouten
- Signaalwoorden
- Oefenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Wat kan je verwachten op de toets
- De basis
- Formeel en informeel
- Veelgemaakte fouten
- Signaalwoorden
- Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Toets hoofdstuk 12, Schrijven
1KA3C - 19 april 
1KA3B - 21 april
1W4C - 19 april 

Wat moet je leren?
- Woordjes NuEngels (Vocabulary)
- Oefenen met schrijven!

Je maakt de toets op je laptop tijdens de les op school! De herkansing is na de bufferweek.

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je verwachten?
  • Ongeveer 3 opdrachten 

  • Kan van alles zijn: uitnodiging voor een feestje, formulier invullen, introduceren bij je nieuwe werkgever, etc. Formeel en informeel dus.

  • Er staat altijd boven wat je in je tekst moet schrijven. Hou je hieraan, anders kan ik je niet beoordelen!

Slide 3 - Tekstslide

De basis
  • Elke zin begint met een hoofdletter, en eindigt met een punt (of !/?).

  • I (ik) is altijd met een hoofdletter. Namen natuurlijk ook. Hetzelfde geldt voor: dagen, maanden, seizoenen.

  • Typ volledige zinnen. Dit mogen korte zinnen zijn. Het hoeven niet altijd enorm lange zinnen te zijn want dan krijg je dat het best vermoeiend is om het te lezen zoals in deze zin.

  • Let op je lay-out. Gebruik af en toe een enter, zeker bij nieuwe paragrafen.

Slide 4 - Tekstslide

Formeel (zakelijk)

  • Altijd Dear Mr./Mrs,. of Dear Sir/Madam,

  • Groet:
    Kind regards,
    Yours sincerely, (bekend)
    Yours faithfully, (onbekend)




  • Geen afkortingen
  • Geen straattaal
  • Beter te beleefd dan te onbeleefd
Informeel (persoonlijk)

  • Beginnen kan met Dear (naam), maar ook met Hi/Hello/etc.


  • Groet: Kind regards,
    See you soon,
    Lots of love,




  • Afkortingen mogen
  • Ook hier: beter te beleefd dan te onbeleefd, zeker als je het voor school schrijft

Slide 5 - Tekstslide

Veel gemaakte fouten

Slide 6 - Tekstslide

Two - two - too
  • To: Do you want to go to your house? To is naar. To school, to work, to your house. En staat voor werkwoorden in de stam (to bike, to walk, to write).
  • Two: I was two hours earlier than planned. Two is twee.
  • Too: I was too late for school. Too is te (veel). Too gebruik je om aan te duiden dat iets te (veel) is. Too late, too early, too many, too small, etc.

Slide 7 - Tekstslide

Than - then
  • Than: I would rather drink tea than coffee. Than met een a is een vergelijking (dan/als). Je drinkt liever thee dan koffie.
  • Then: Do you want to go to school, then to your house? Then met een e is ook dan, maar in tijd. Dus eerst naar school, dan naar jouw huis. 

Slide 8 - Tekstslide

There - their
  • There: Let's go sit over there. Plaats of aanwijzend.
  • Their: That is their bag. Bezit.

Slide 9 - Tekstslide

Where - were - we're
  • Where: Where did my phone go? I just saw it! Plaats
  • Were: You were late to class, again!? Verleden tijd van to be (you are, you were)
  • We're: We're never late, because we are perfect. We are is we're.

Slide 10 - Tekstslide

Your - you're
  • Your: Your coat, your shoes, your bag, that's all your stuff.
    Het is JOUW bezit.
  • You're: You're done so well lately. My compliments!
    You're is you are (jij bent)

Slide 11 - Tekstslide

A- an
  • Lidwoord zoals in het Nederlands een. 
  • Begint het met een klinker, dan gebruik je an: an apple, an iron, an easy test
  • Begint het met een medeklinker, gebruik dan a: a test, a banana, a clock.

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Deze ken je sowieso al:
And (en), also (ook), too (ook)

Because (omdat/want), so (dus)

But (maar), however (maar)

If (als), for example (bijvoorbeeld)

That's why (daarom)

By the way (trouwens)

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
https://www.examenoverzicht.nl/engels/signaalwoorden


Probeer voor jezelf uit elke categorie één te onthouden.
Het is niet erg als dat niet lukt; dit is wat je in jaar 2 (ongeveer) moet weten!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is niet erg op de toets?
  • Als je een aantal grammatica fouten maakt
  • Als je een woord niet weet en dat omschrijft (dat is juist goed!)
  • Als je niet alles weet - je mag fouten maken! Ik wil kunnen zien dat je je kan redden bij dagelijkse handelingen (school, stage, hobby's, sport, supermarkt etc).

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
In de rest van de les ga je zelfstandig bezig met de opdrachten die je nog open hebt staan van deze periode

Slide 17 - Tekstslide