VWO 1 Taalverzorging 1 h.2.3 formuleren

Taalverzorging 1
2.3 formuleren
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 1
2.3 formuleren

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

  • regels voor hoofdletters, leestekens, stijl en zinsbouw goed toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

  • Stijlregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens


Gebruik hoofdletters en leestekens

  • Schrijf een hoofdletter
- aan het begin van elke zin;
- aan het begin van een naam.

  • Gewone zin? Schrijf een punt.
  • Vragende zin? Zet een vraagteken
  • Uitroep? Schrijf een uitroepteken.

  • Opsomming? Gebruik een dubbele punt.
  • Zet een komma:

- tussen delen van een opsomming;

- tussen bijvoeglijk naamwoorden die van
  plaats kunnen wisselen; 

- na een naam, aanhef of uitroep aan het
  begin van de zin;

- voor een naam, aanhef of uitroep aan
  het begin van de zin.

Slide 3 - Tekstslide


Schrijf onderstaande zin op en pas stijlregel 1 toe (hoofdletters en leestekens).

is de nieuwe sportieve fiets van pieter de boer in de dommel gevallen

Slide 4 - Open vraag


In welke zin zijn de regels van stijlregel 1 goed toegepast?
A
Meneer De Vries, kom binnen.
B
Meneer de Vries, kom binnen.
C
Rob de Vries: kom binnen.
D
Rob De Vries: kom binnen.

Slide 5 - Quizvraag

  • Stijlregel 2: Gebruik geen afkortingen.


Gebruik geen afkortingen

- Schrijf in brieven en teksten woorden helemaal uit.

- Gebruik geen afkortingen wat ze maken je tekst moeilijk leesbaar.
   Niet iedereen begrijpt (alle) afkortingen.

    

 niet                       wel
   ff                         even

Slide 6 - Tekstslide


In welke zin zijn de regels van stijlregel 1 en 2 goed toegepast?
A
Het is idd beter om je huiswerk te maken.
B
waar is je tas, Charlotte?
C
Waar zijn: je tas, je pen en je telefoon gebleven?
D
Waar zijn: je tas, je pen, en je telefoon gebleven?

Slide 7 - Quizvraag

  • Stijlregel 3: Maak hele zinnen.


Maak hele zinnen

- Schrijf volledige zinnen op.
-  Schrijf dus in elke zin een onderwerp en een gezegde.

    

 fout                                                        goed
 
Wil morgen naar de stad.                      Ik wil morgen naar de stad.

Slide 8 - Tekstslide


Verbeter onderstaande zin.

Nooit verwacht dat hij zou slagen voor zijn examen.

Slide 9 - Open vraag


Verbeter onderstaande zin.

Geeft niet dat je het vergeten bent.

Slide 10 - Open vraag

Zelf aan de slag!

  • Pak je leerwerkboek en maak de opdrachten op bladzijde 47 tot en met 50.

  • klaar: oefenen met de woordbetekenissen (online) 
leermiddelen - Op niveau - h.3 Nieuws - opdrachten-woordbetekenissen.
  • Werk netjes! 

Slide 11 - Tekstslide