Begeleiden, les 20, leerjaar 2

Cliënten in de GGZ
P-K1-W2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Cliënten in de GGZ
P-K1-W2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen?
- AWR
- filmpje
- terugblik en vooruitblik
- Leerdoelen
- Theorie 
- Leerdoelen behaald?
- Volgende week
- Opdracht Thieme Meulenhoff
- Hoe vond je de les?




Slide 3 - Tekstslide

Terugblik & Vooruitblik
Vorige les hebben we over ALS gesproken

Vandaag gaan we het hebben over cliënten in de GGZ

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
- De student kan wat vertellen over cliënten in de GGZ
- De student kan het verschil uitleggen tussen een psychisch probleem en een psychiatrische stoornis
- De student kan verschillende signalen van psychiatrische stoornissen benoemen

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding
Als agogisch medewerker GGZ werk je met cliënten met psychiatrische stoornissen. Een belangrijke vraag is: wat zijn psychiatrische stoornissen? En: hoe herken je psychiatrische stoornissen? Die vragen zijn simpel, de antwoorden zijn dat niet. Er bestaan veel soorten psychiatrische stoornissen, met heel veel verschillende verschijnselen.

Vroeger kwam het vaak voor dat mensen vanwege de ernst van hun psychiatrische stoornis hun hele leven opgenomen werden. Tegenwoordig gebeurt dat eigenlijk niet meer. Mensen worden tijdelijk opgenomen (zo kort mogelijk) en gaan daarna weer terug naar huis. Als agogisch medewerker GGZ begeleid je hen onder meer bij het zelfstandig (kunnen) wonen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat komt er aan bod?
  • cliënten met psychiatrische stoornissen;
  • indeling van psychiatrische stoornissen;
  • signalen van psychiatrische stoornissen;
  • risicofactoren voor psychiatrische stoornissen;(volgende week)
  • kwetsbaarheid-stressmodel.(volgende week)




Slide 7 - Tekstslide

Cliënten met psychiatrische stoornissen
Iemand heeft een psychiatrische stoornis wanneer bij hem psychologische functies zoals voelen, denken of waarnemen afwijkend functioneren. Het gevolg hiervan is afwijkend gedrag. Uiteraard is niet alle gedrag dat afwijkt een symptoom van een psychiatrische stoornis. Een psychiater is opgeleid om te beoordelen of bepaald afwijkend gedrag een symptoom is van een psychiatrische stoornis. Maar ook de huisarts en de praktijkondersteuner kunnen meestal goed beoordelen of gedrag wel of geen symptoom is van een psychiatrische stoornis.

Slide 8 - Tekstslide

Afwijkend gedrag

Gedrag moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om te mogen zeggen dat het een aanwijzing is voor een psychiatrische stoornis.
Deze voorwaarden zijn:
  1. Het gedrag wijkt af van wat ‘normaal’ is. Bijvoorbeeld: het horen van stemmen in je hoofd is niet ‘normaal’. Langdurig somber zijn en tot niets komen, of altijd overdreven optimistisch zijn en doorgaan zonder een moment rust te nemen, is ook niet ‘normaal’.
  2. Het gedrag heeft ongemak of lijden tot gevolg bij de persoon zelf en/of zijn omgeving. Het gedrag schaadt dus zijn psychische gezondheid. De betrokkene heeft het gevoel dat het niet goed met hem gaat en/of anderen zien dat het niet goed gaat.
  3. De persoon kan zich niet anders gedragen dan hij doet. Er is sprake van onvermogen om ander gedrag te kiezen. Hij kan wel voornemen om zich anders te gedragen of zich anders te voelen, maar het lukt niet dat in de praktijk te brengen.
  4. De kenmerken van het afwijkende gedrag zijn te plaatsen binnen de zogeheten DSM-5. (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders)





Slide 9 - Tekstslide

Psychisch probleem of psychiatrische stoornis?
Niet ieder psychisch probleem is een psychiatrische stoornis. Over het algemeen wordt de term psychisch als een bredere term gezien dan psychiatrisch. Maar tegelijkertijd wordt de term psychisch ook gebruikt voor lichtere problematiek, waarbij het contact met de werkelijkheid niet verstoord is.


Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden van psychische problemen

  • eenzaamheidsgevoelens
  • hoofdpijn als gevolg van spanningsklachten
  • piekeren omdat je je zorgen maakt
  • niet kunnen wennen aan een nieuw huis na verhuizing
  • stress ervaren door werkdruk






Slide 11 - Tekstslide

Een psychisch probleem is vaak eenduidiger, heeft minder symptomen en geeft minder klachten dan een psychiatrische stoornis. Bij een psychiatrische stoornis gaat het om een psychiatrisch ziektebeeld. Ziektes zoals depressie, ADHD en persoonlijkheidsstoornissen zijn voorbeelden van psychiatrische ziektebeelden. Iedere psychiatrische aandoening heeft meerdere symptomen en geeft veel klachten. Een psychiatrisch stoornis beperkt zowel in het sociale, beroepsmatige als persoonlijke functioneren.



Slide 12 - Tekstslide

Een eenduidig psychisch probleem is vaak te verhelpen met een kortdurende behandeling. Ook preventieve maatregelen helpen vaak het probleem te voorkomen. Denk aan voorlichting en training, bijvoorbeeld assertiviteitstraining. Bij een psychiatrische stoornis is een specifieke behandelmethodiek nodig. Daarbij gaat het bijna altijd om een combinatie van verschillende behandelmethodieken, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie (richt zich op een andere manier van denken) en medicijnen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen psychische problemen en een psychiatrische stoornis?

Slide 14 - Open vraag

Indeling van psychiatrische stoornissen
- psychotische stoornissen
- stemmingsstoornissen
- persoonlijkheidsstoornissen
- angststoornissen
- trauma- en stressgerelateerde stoornissen
- stoornis in de impulscontrole
- eetstoornis

Slide 15 - Tekstslide

Signalen van psychiatrische stoornissen
Bij cliënten met psychiatrische stoornissen zijn de psychologische functies verstoord, met als gevolg dat ook het gedrag afwijkend is. Er kan sprake zijn van een verstoord functioneren op allerlei gebieden. De verstoorde psychologische functies zijn een van de belangrijkste symptomen van psychiatrische stoornissen.

Slide 16 - Tekstslide

Verstoorde expressie en psychomotoriek
Een verstoorde expressie en verstoorde psychomotoriek kunnen in allerlei vormen voorkomen. Denk aan rusteloosheid in bewegen of praten, of traag bewegen of praten. Daarnaast kan de cliënt ook stereotiepe bewegingen en/of grimassen maken, of juist niet of nauwelijks bewegen of praten.

Wanneer het gaat om verstoorde non-verbale reacties op een situatie, spreek je van stoornissen in de emotionele expressie. De reactie kan onder meer te sterk zijn (verhoogde emotionele expressie) of juist te weinig (verminderde emotionele expressie). Voor emotionele expressie wordt ook wel het woord ‘affect’ gebruikt.

Slide 17 - Tekstslide

Verstoord bewustzijn
Bij verstoord bewustzijn kan je bijvoorbeeld opvallen dat de cliënt wazig, suf, niet helder reageert. Ook kan sprake zijn van een totaal gebrek aan concentratie of juist hyperalert (paniekerig) reageren.

Slide 18 - Tekstslide

Verstoorde zelfbeleving
Een verstoorde zelfbeleving noem je ook wel depersonalisatie. Bij depersonalisatie heeft de cliënt het gevoel zichzelf niet meer te herkennen, zichzelf niet meer te zijn. Er is sprake van totale zelfvervreemding.

Slide 19 - Tekstslide

Verstoorde waarneming
Bij psychiatrische stoornissen komt een verstoorde waarneming tot uiting in hallucinaties.
Een hallucinatie is een zintuiglijke waarneming die niet overeenkomt met wat er in de werkelijkheid is.

Voor degene die hallucineert, is de waarneming levensecht. Hij is ervan overtuigd dat de waarneming werkelijkheid is. Deze overtuiging is zo sterk dat correctie op geen enkele manier mogelijk is. Allerlei argumenten en ‘tegenbewijzen’ om de persoon in te laten zien dat hij zich vergist, zijn zinloos. Hallucinaties kunnen betrekking hebben op alle zintuiglijke functies (horen, zien, ruiken, proeven, voelen).

Slide 20 - Tekstslide

Tinka heeft al lange tijd het gevoel dat zij zichzelf niet meer is. Ze denkt vaak terug aan het moment dat ze haar eerste paniekaanval had. Toen had ze helemaal het gevoel dat ze zichzelf kwijt was, dat zij zichzelf niet meer herkende. Dat gevoel is wel minder, maar toch: zij heeft het gevoel niet zichzelf te zien, dat ze vanaf een afstand voortdurend naar zichzelf zit te kijken. Inmiddels heeft ze ook vaker paniekaanvallen gehad en heeft ze het gevoel dat ze wordt weggedreven van zichzelf.

Waar is dit een voorbeeld van?
A
hallucinatie
B
depersonalisatie

Slide 21 - Quizvraag

Verstoord denken
Verstoord denken kan verschillende vormen hebben. Er kan sprake zijn van een verstoring in hoe iemand denkt (bijvoorbeeld totaal onlogisch) en in wat iemand denkt. In het eerste geval spreek je van een formele denkstoornis, in het laatste geval spreek je van een waan of waandenkbeeld.

Bij een formele denkstoornis is de vorm van het denken verstoord. Er is sprake van verward denken.
Verward denken merk je wanneer je in gesprek bent met de cliënt. Je kunt hem niet meer volgen. De cliënt denkt en praat te snel en te onsamenhangend, heeft onnavolgbare associaties of slaagt er niet in om zijn gedachten in taal om te zetten. De cliënt gebruikt bijvoorbeeld allemaal niet-bestaande woorden, of kent nieuwe betekenissen toe aan wel bestaande woorden. Ook andere varianten, zoals het napraten van anderen, zichzelf steeds herhalen en wijdlopigheid komen voor.

Slide 22 - Tekstslide

Bij een stoornis in wat iemand denkt, is sprake van een waan.

Een waan is een niet-corrigeerbare onjuiste opvatting die duidelijk in strijd is met de werkelijkheid.
Gewoonlijk kan iemand dwalingen in het eigen denken corrigeren. Dit lukt iemand met een waan niet. Een cliënt met een waan zal nooit tot de conclusie komen dat wat hij denkt niet waar is. Sterker nog: hij gebruikt zijn denken juist om zijn waan te verdedigen.

Slide 23 - Tekstslide

Hans doet regelmatig uitspraken die anderen niet goed kunnen begrijpen. Hij is voortdurend bezig met allerlei energiesystemen die, zo beweert hij, de omgang tussen mensen bepalen. Tegen Yvette, zijn begeleidster zegt hij dat zij de energiebanen met rust moet laten, omdat ze anders een te hoge mate van negativiteit veroorzaakt. Als Yvette vraagt hoe hij dat bedoelt, zegt hij dat het kan leiden tot ‘kwavuren’ en dat hij wil voorkomen dat er ‘vogelblote hinspinning’ ontstaat.

Waar valt dit onder?
A
een waan
B
een formele denkstoornis

Slide 24 - Quizvraag

Verstoord gevoelsleven
Bij cliënten kan op verschillende manieren sprake zijn van een verstoord gevoelsleven. Mogelijkheden zijn zowel een abnormaal neerslachtig gevoel als een abnormale vrolijkheid. Wanneer de cliënt diep somber is, is hij niet in staat is om ook maar ergens van te genieten. De cliënt die abnormaal opgewektheid, is daarentegen juist overenthousiast en niet te stoppen. Tegelijkertijd is vaak sprake van een verhoogde prikkelbaarheid.

Slide 25 - Tekstslide

Bij cliënten kan ook sprake zijn van gevoelsarmoede en apathie: wat er ook gebeurt, de cliënt toont geen enkele emotie. Een andere vorm van verstoord gevoelsleven is wanneer de gevoeligheid voor emoties verstoord is. Dit noem je affectlabiliteit.

Affectlabiliteit betekent een sterke schommeling in de uiting van gevoelens. De eigen gevoelens en/of stemming zijn erg moeilijk onder controle te houden, waardoor zij door een heel kleine gebeurtenis al kunnen omslaan.
Bij affectlabiliteit moet een cliënt bijvoorbeeld om niets huilen of lachen.

Slide 26 - Tekstslide

Verstoord willen en verlangen
Verstoord willen en verlangen kan zich ook op verschillende manieren uiten, bijvoorbeeld totale ambivalentie, ontremd gedrag en dwanghandelingen. Ambivalentie in het gedrag kan er heel vreemd uitzien.

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld
Joël schenkt koffie voor zichzelf en zijn begeleidster Alyke in. Na het inschenken reikt hij met zijn hand naar zijn beker, om ’m daarna weer terug te trekken, waarna hij toch weer zijn hand uitsteekt om de beker te pakken en daarna zijn hand weer opnieuw terugtrekt. Nog geen tel later steekt hij opnieuw zijn hand uit en opnieuw trekt hij zijn hand weer terug.

Slide 28 - Tekstslide

Bij ontremd gedrag is er geen enkele rem op bepaald gedrag. Voorbeelden zijn: ontremd eetgedrag (vreetbuien) en emotioneel ontremd gedrag (uit het niets boos worden). Bij dwanghandelingen voert de cliënt herhaalde, doelgerichte handelingen uit in reactie op dwanggedachten die hem angst aanjagen. Dwanghandelingen worden volgens bepaalde rituelen verricht. Voorbeelden zijn: steeds maar weer handen wassen terwijl ze schoon zijn, steeds maar weer controleren of de deur op slot is.

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
- De student kan wat vertellen over cliënten in de GGZ
- De student kan het verschil uitleggen tussen een psychisch probleem en een psychiatrische stoornis
- De student kan verschillende signalen van psychiatrische stoornissen benoemen

Slide 30 - Tekstslide

Volgende week
Volgende keer gaan we het hebben over risicofactoren voor psychiatrische stoornissen, het kwetsbaarheid-stressmodel en individuele beschermende factoren

Slide 31 - Tekstslide

Maken opdrachten Thieme Meulenhoff
Maak opdracht 1 t/m 3 van het boek Agogisch medewerker GGZ MZ, deel 1.1; cliënten in de GGZ

Slide 32 - Tekstslide

deze les vond ik......
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll