EMP - les 3

EMP - les 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

EMP - les 3

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les 2
Wat is het verschil tussen Motiveren en Stimuleren? 

Stimuleren: overtuigen van iets: “het is belangrijk om te leren koken, zullen we het samen proberen?”
Motiveren: de cliënt een juiste prikkel te geven om iets te doen: “jij kan zo goed koken, misschien wil je mij hier bij helpen?

Slide 2 - Tekstslide

Lees
Piramide van Maslow 

Slide 3 - Tekstslide

Piramide van Maslow
Abraham Maslow – een grondlegger van de behoeftehiërarchie 20ste eeuw.

“Het gedrag van mensen komt altijd voort uit een behoefte”
Uitgangspunt: elk mens wil zichzelf ontwikkelen. Iedereen wil komen tot zelfverwezenlijking. Dit betekent dat je doet wat bij jou als uniek persoon past, dat je volledig tot je recht komt en een zinvol leven leidt


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke laag van Max is niet bevredigd? Gevolg?
Max heeft een vorm van autisme en zit in het regulier basisonderwijs. Hij heeft de laatste tijd veel veranderingen moeten doorstaan, dat valt hem zwaar. Max wil het liefst dat alles bij het oude blijft. De docent van Max valt het op dat hij wat onzeker is de laatste tijd. Hij vraagt veel bevestiging en heeft weer last van dwangmatigheden. Voor het aanleren van nieuwe dingen staat Max op dit moment niet open.

Slide 6 - Tekstslide

13.5 verdieping: zelfbeschikkingstheorie
De zelfbeschikkingstheorie (ZDT) van Ryan & Deci gaat er vanuit dat elk mens drie psychologische basisbehoeften heeft:

  • de behoefte aan competentie
  • de behoefte aan autonomie
  • de behoefte aan verbondenheid.
Als de basisbehoeften worden vervuld tijdens de begeleiding zal de motivatie stijgen.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe pas jij dit toe?
- Neem een cliënt in gedachten (of bedenk zelf een casus) en pas hierop de zelfbeschikkingstheorie van Ryan & Deci toe.

- Maak een activiteitenplan in Word met drie activiteiten die passen bij de drie psychologische basisbehoeften van de cliënt.

Slide 11 - Tekstslide

De sociaal werker: 4.1
Het sociale netwerk versterken 

Lees: 
Belang van sociale netwerken + netwerkonderzoek

Slide 12 - Tekstslide

Genogram en ecogram 
  • Een ecogram kun je zien als een soort röntgenfoto van het sociale netwerk.
  • Met een genogram maak je ook zo'n foto, maar hiermee kijk je alleen naar de familie.
  • Familiebanden komen in de ecogram naar voren, maar er is ook ruimte voor andere personen met wie de cliënt een belangrijke persoonlijke relatie heeft. Denk bijvoorbeeld aan vrienden, medebewoners, kennissen, collega's en geestelijke raadslieden.
  • Praktische contacten zoals artsen, de fysiotherapeut, huishoudelijke of verzorgende medewerkers of activiteitenbegeleiders worden ook in een ecogram opgenomen.


Slide 13 - Tekstslide

Welke gegevens worden in een ecogram opgenomen? 
Een ecogram laat het sociale netwerk van de cliënt zien. Deze gegevens worden verbonden aan de cirkel in het midden van de ecogram, de cliënt. Bij deze verbinding toont een ecogram de soort relatie met de cliënt. Over de soort relatie vul je vier vragen met letters in.
Deze vier letters staan voor:
• (p)raktische steun
• (g)ezelschap
• (a)dvies en uitwisseling van informatie
• (e)motionele steun.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1) Gezin van herkomst (G). Bij ouderen gaat het dan meestal om broers en zusters. Bij jongere generaties ook om de ouders.
2) Overige familieleden (F). Dit zijn (klein-)kinderen, zwagers, schoonzussen, neven en nichten. 3) Vrienden (V). Het contact is van persoonlijke en emotionele aard en kan een belangrijke steun zijn.
4) Kennissen (K), (oude) buren, (oud) collega’s, vrijwilligers, maatjes. Het contact is van sociale aard, maar misschien minder persoonlijk en emotioneel van aard dan bij vrienden.
5) Buren (B). Directe buren, gang- of huiskamergenoten waarmee men een band ervaart.
6) Zorgverleners (Z), of andere beroepskrachten zoals verpleegkundigen, artsen, therapeut, dominee/pastoor

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Tweetallen -> maak een ecogram van je medestudent, gebruik hiervoor je communicatieve vaardigheden. Als dit te persoonlijk is mag je een casuïstiek bedenken.

Slide 18 - Tekstslide

Genogram 
Het gesprek is voor beide partijen een leerzame ontmoeting. Het is een mooi opstapje voor de zorgverlener om de levensgeschiedenis van de bewoner te leren kennen. Voor de bewoner is dit een gelegenheid om zijn levensverhaal te vertellen en te ervaren dat zorgverleners er aandacht en belangstelling voor hebben. Voor beiden kan het een ontdekkingstocht betekenen. Het kan ook emoties oproepen. Daarom gelden er twee grondregels bij het maken van een genogram:
• maak een eenvoudige start;
• begin met feiten.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen
Tweetallen -> maak een genogram van je medestudent, gebruik hiervoor je communicatieve vaardigheden. Als dit te persoonlijk is mag je een casuïstiek bedenken.

Slide 21 - Tekstslide

Werken aan eindopdracht
  1. VOORBLAD: NAAM, KLAS, COHORT, STUDENTNUMMER, DOCENT, SLB-ER​
  2. INHOUDSOPGAVE​
  3. INLEIDING MET EEN BESCHRIJVING VAN DE OPDRACHT EN DEZE MODULE (EMP)​
  4. BESCHRIJVING VAN JE CLIENT (CLIËNT, ORGANISATIE, DOELGROEP, OMGEVING) > LET OP AVG!​
  5. SCHEMATISCHE WEERGAVE (ECOGRAM OF GENOGRAM) VAN HET SOCIALE NETWERK VAN JOUW CLIËNT​.  




Slide 22 - Tekstslide