Sterke werkwoorden Duits

Guten Morgen
Vandaag leren wij de sterke werkwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen
Vandaag leren wij de sterke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe kennen wij:
Zwakke werkwoorden: regelmatig 
wohnen, reisen, warten

Onregelmatige werkwoorden
- haben, sein
- Modalen werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Sterke werkwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Ook in het Nederlands kennen we sterke werkwoorden:
Sterk worden deze werkwoorden door
een klinkerverandering
in de verleden tijd

rijden- reden
liggen - lagen

Slide 4 - Tekstslide

En in het Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook

een klinkerverandering
in de tegenwoordige tijd

bij du en er/ sie /es

Slide 5 - Tekstslide

Tot nu toe kende je de zwakke werkwoorden
Die kon je vervoegen met
het ezelsbruggetje

(FE)-E-ST-T-EN-T-EN

Slide 6 - Tekstslide

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam


Slide 7 - Tekstslide

Dan is er een klinkerverandering
a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 8 - Tekstslide

vb... sterk ww met "a" in de stam
fahren...sterk?      ja!    wij rijden/wij reden
Ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

Slide 9 - Tekstslide

 vb... sterk ww met "e" in de stam
sehen....sterk?       ja!   wij zien/ wij zagen
Ich sehe
du siehst
er/sie/es sieht
wir sehen
ihr seht
sie/Sie sehen

Slide 10 - Tekstslide

vb ..... sterk werkwoord met "e" in de stam
ich helfe 
du hilfst
er hilft
wir helfen
ihr helft
wir helfen

Slide 11 - Tekstslide

Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden

Slide 12 - Tekstslide

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Slide 13 - Open vraag

Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.

Slide 14 - Open vraag

Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord
ken je al en wordt meestal zo gevormd:
ge - stam - t

kochen (= koken) -> gekocht
kaufen (=kopen) -> gekauft

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord sterk werkwoord
Dit voltooid deelwoord wordt meestal zo gevormd:
ge - stam - en
laufen (= lopen) -> gelaufen
fahren (= rijden) -> gefahren

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

An die Arbeit!
Was?                S. 109/ 10
Hilfe?               lese Grammatik B

Fertig?                Mache weiter mit den Aufgaben: 11, 12, 13, 14
                            
                             Rest ist Hausaufgabe

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer is een werkwoord sterk?
A
Met een e-klinker
B
Als de klinker in de verleden tijd verandert
C
Als de klinker bij ich en du verandert
D
Met een a klinker

Slide 19 - Quizvraag

Er (lesen) ein Buch.
A
lest
B
list
C
liest
D
les

Slide 20 - Quizvraag