1.1 De samenleving --> Wat is maatschappijleer?

Introductie Maatschappijleer
Schoolexamen = PTA
2x per jaar één toets herkansen
6 toetsen (H12, H3,H4,H5,H8,H9) (tellen 15% mee)
1 praktische opdracht (H6) (telt 10% mee)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Introductie Maatschappijleer
Schoolexamen = PTA
2x per jaar één toets herkansen
6 toetsen (H12, H3,H4,H5,H8,H9) (tellen 15% mee)
1 praktische opdracht (H6) (telt 10% mee)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappijleer

Slide 2 - Tekstslide

Begin met de leerlingen te vragen waarom afspraken belangrijk zijn.
Wat is het nut?
Welk doel?
Welke afspraken gelden er thuis?
Is een afspraak ook een regel?
Kan een afspraak dus ook van één kant komen?
Maatschappijleer

Slide 3 - Woordweb

Opdrachtje: zet de woorden bij elkaar in categorieën.
Leerdoel hoofdstuk 1
Aan het eind van hoofdstuk 1 kun je uitleggen wat het vak Maatschappijleer inhoudt door de belangrijkste begrippen van Maatschappijleer te beschrijven, benoemen en  gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Laat de leerlingen het leerdoel opschrijven in hun schrift
Leerdoel 1.1
 Aan het eind van de les kun je uitleggen hoe een samenleving werkt.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel opschrijven
Succescriteria
Je kunt de begrippen gezin, sociale omgeving en maatschappij beschrijven en gebruiken/hanteren op je eigen leven.
Je kunt met concrete voorbeelden uitleggen waarom je anderen nodig hebt.
Je kunt gedragsregels en wetten met elkaar vergelijken en het verschil ertussen uitleggen.
Je kunt in één zin beschrijven wat je leert bij maatschappijleer.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf de succescriteria in je schrift
Samenleven (1)
  • Maatschappijleer gaat over de samenleving

  • Samenleven doe je in grote en kleine groepen, zoals met je klasgenoten of in je buurt

  • Deze kleine groep mensen in je omgeving zie je regelmatig. Dit noemen we: sociale omgeving

Slide 7 - Tekstslide

Noem eens mensen uit je sociale omgeving
Samenleven (2)
  • Samenleven doen we ook een grotere groep

  • In Nederland leven wij bijvoorbeeld samen met miljoenen mensen.

  • Zo'n grotere groep heet de maatschappij

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt anderen nodig

  • Mensen zijn afhankelijk van elkaar: school, winkels, je sociale omgeving

  • Omdat mensen met miljoenen samenleven én omdat we afhankelijk zijn van anderen, moeten er afspraken zijn

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Samenleven kan 
niet zonder regels

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedragsregels
  • Regels die je automatisch toepast en vanzelfsprekend vindt

  • Zijn zelden opgeschreven

  • Hebben vaak met fatsoen te maken: fatsoensregels

  • Bijvoorbeeld: iemand een hand geven of opstaan in een volle bus voor iemand die slecht te been is

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetsregels
  • Regels die in wetten zijn vastgelegd.

  • Deze regels zijn opgeschreven

  • Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen of je verdient het minimumloon als je werkt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?

1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.

2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?

1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.

2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
In stilte
Alleen
Tot einde les
Volgende les gaan we nakijken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maken blz. 4 + 5 (6abcd,1c,3,4,5,7)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf drie dingen op die je vandaag hebt geleerd

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets wat je nog niet goed begrijpt

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de succescriteria 100 % behaald?
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies