Wat wordt er bedoeld met 'mooie lezers' (alinea 1)?
Slide 4 - Open vraag
Welke drie problemen noemen de auteurs in alinea 1?
Slide 5 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit waarom leesbevorderingscampagnes volgens de auteurs niet het gewenste effect hebben.
Slide 6 - Open vraag
In alinea 3 wordt een vergelijking gemaakt. Leg de verschillende aspecten van de vergelijking.
Slide 7 - Open vraag
'Dat is niet hetzelfde als lectuur' (al. 4). Uit de alinea kun je afleiden hoe de auteurs 'lectuur' definiëren. Geef deze definitie.
Slide 8 - Open vraag
In alinea 5 tot en met 7 geven de auteurs scherpe kritiek op de shortlist van de Jonge Jury. Vat deze kritiek puntsgewijs in je eigen woorden samen.
Slide 9 - Open vraag
'Jonge lezers lezen vooral belevend en herkennend. Wat ze lezen, nemen ze letterlijk omdat hun literaire competenties nog niet zijn ontwikkeld.' Zoek op de site Lezenvoordelijst.nl op welke andere leescompetenties er onderscheiden worden en schrijf deze op.
Slide 10 - Open vraag
'Verhalen kunnen je leren [hoe] je gevoelens, relaties, maar ook maatschappelijke verhoudingen kunt begrijpen en hoe je er taal voor kunt vinden. Ze bieden de sleutel tot een volwassen, ethische houding. Kwalitatieve jeugdliteratuur geeft de verbeelding van jonge mensen de ruimte om nieuwe en andere perspectieven en samenlevingsvormen te verkennen.' (al. 9) Lees alinea 6 en 7 nogmaals. Welk gevaar bestaat er volgens de auteurs in het licht van bovenstaand citaat?
Slide 11 - Open vraag
Welke twee verwijten maken de auteurs in alinea 10 aan het adres van de overheid?
'Jammer, die neerbuigende houding jegens boeken die jongeren lezen. (...)'
(de Volkskrant, juni 2021)
Slide 13 - Tekstslide
moeilijke woorden
Slide 14 - Woordweb
'Er zijn weinig leesbevorderingsprojecten die met zo veel plezier en enthousiasme worden omarmd door de jongeren zelf. 180 duizend betrokken lezende jongeren: vindt u dat echt armoedig en schadelijk?' (al. 3) Welk antwoord zouden de auteurs van de eerste tekst hierop kunnen geven, gelet op alinea 3 van die tekst?
Slide 15 - Open vraag
Lees alinea 5 nogmaals. Op welk kritiekpunt van de auteurs van tekst 1 reageert de schrijfster hier?
Slide 16 - Open vraag
Lees alinea 7 nogmaals. Welke kritiek uit tekst 1 wil Van Tongeren hier weerleggen?
Slide 17 - Open vraag
'Wat ik niet begrijp en nooit heb begrepen, is wat er zo verkeerd is aan leesplezier.' Hoe zouden de auteurs van tekst 1 hierop reageren?
Slide 18 - Open vraag
Deze tekst bevat verschillende zinsgedeelten en zinnen die je ironisch of sarcastisch zou kunnen noemen. Geeft twee voorbeelden.
Slide 19 - Open vraag
Wat is het schrijfdoel van deze teksten?
Slide 20 - Open vraag
Stelling: Leerlingen moeten volledig vrij zijn in het kiezen van Nederlandse boeken voor hun eindexamen. Geef aan wat jij van deze stelling vindt en onderbouw je standpunt met ten minste twee verschillende argumenten.