In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Les 4 - Escaperoom maken
Slide 1 - Tekstslide
Raadsels
We lossen elke les 4 raadsels op. Klaar voor?
Inloggen dan maar!
Slide 2 - Tekstslide
Als A de vader van C is, D de zoon van B, E is de broer van A en C de zus van D.
Wat is B dan van E?
Vader A --> zoon C
B --> zoon D
C en D zijn zussen, dus A en B zijn vader en moeder
Vader A + Moeder B --> zoon C
en zoon D
broer E van broer A
1
Slide 3 - Open vraag
Een gevangene is ontsnapt. De politie weet inmiddels dat hij in 1 van deze huizen zit. Help even een handje: in welk hulp zit de gevangene?
Auto A staat als enige zo geparkeerd dat ze snel kunnen vluchten, namelijk naar de weg toe. Voor Auto B en C is vluchten minder snel mogelijk omdat ze eerst achteruit moeten rijden. Dus A.
2
A
A
B
B
C
C
Slide 4 - Quizvraag
Er zitten 10 vissen in een aquarium. 4 verdrinken 3 zwemmen weg 2 sterven
Hoeveel vissen blijven er over in het aquarium?
Alle 10 de vissen zitten natuurlijk dan nog gewoon in het aquarium, weg zwemmen lukt niet, een dooie vis is ook een vis en een vis die verdrinkt (wat normaal gesproken niet gebeurt) zal dan op de bodem van het aquarium ook nog aanwezig zijn.
3
A
1
B
7
C
8
D
10
Slide 5 - Quizvraag
Wat zit er: 1x in een minuut, 2x in een moment, maar nooit in duizend jaren?
De letter M. Die zit 1x in het woord 'minuut' en 2x in het woord 'moment', maar de m zit niet in 'duizend jaren'.
4
Slide 6 - Open vraag
Aan het werk
Escaperoom maken
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
00:22
Welke plek in school zou tof zijn voor een escaperoom?
Slide 10 - Woordweb
01:07
Welk schoolvak zou jij kunnen verwerken in een escaperoom?
Slide 11 - Woordweb
01:29
Waarom zou iemand in jouw escaperoom opgesloten zitten?
Slide 12 - Woordweb
Afspraken
Je werkt in groepjes van 2 of 3 personen
Je mag het internet gebruiken
Slide 13 - Tekstslide
Raadsels
We lossen elke les 4 raadsels op. Klaar voor?
Inloggen dan maar!
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de uitkomst?
a+a=4, dus a=2
a+2b=6, dus 2b=4 en b=2
b+2k=8, dus 2k=6 en k=3
a+b*3k=2+2*3*3=2+18=20
1
timer
2:00
Slide 15 - Open vraag
Welk getal hoort er onder het vraagteken?
Telkens wordt van het rechter getal, het linkergetal afgetrokken. De uitkomst staat in het vakje eronder. Dus 36 - 21 = 15
2
A
12
B
19
C
81
D
15
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het volgende getal in de onderstaande reeks?
1 1 2 3 5 8 13 …
Stap 1: Vul de 5-liter emmer tot de rand.
Stap 2: Met de 5-liter emmer vul je nu de kleine emmer van 3 liter.
Stap 3: Giet de 3-liter emmer uit en vul hem met de resterende 2 liter uit de grote emmer.
Stap 4: Vul de 5-liter emmer nogmaals.
Stap 5: Vul de 3-liter emmer tot de rand met water uit de 5-liter emmer.
Stap 6: Je hebt nu exact 4 liter water in de 5-liter emmer.