Moleculaire stoffen worden genoemd met telwoorden. Zo is water diwaterstofoxide.
Slide 2 - Tekstslide
Ionaire verbindingen
Worden ook wel zouten genoemd.
Dit is een verbinding tussen een positieve en een negatieve ionsoort. (en een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal).
Zouten worden niet met telwoorden genoemd. Bij zouten zet je het positieve ion voorop, gevolgd door het negatieve ion. Het negatieve ion eindigd op -ide. Zie Natriumchloride.
Slide 3 - Tekstslide
Samengestelde ionen
Deze ionen zijn over het algemeen negatief, behalve het ammonium-ion.
Slide 4 - Tekstslide
Verhoudingsformules
Ook hiermee moet je verhoudingsformules (zouten) kunnen maken. Er geldt weer:
1. Noteer de ionen (zet ze eventueel tussen haakjes)
2. Hoe vaak moet je ieder ion kiezen?
3. Noteer de volledige formule (zonder ladingen, eventueel zonder haakjes)
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
Maak de verhoudingsformule voor natriumnitraat.
1. Na+ (NO3)-
2. 1x 1x
3. Na1(NO3)1
Haakjes en 1 mag je nu weglaten:
NaNO3
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld 2
Maak de verhoudingsformule voor kaliumfosfaat.
1. K+ (PO4)3-
2. 3x 1x
3. K3(PO4)1
1 mag je nu weglaten, haakjes niet:
K3(PO4)
Slide 7 - Tekstslide
Namen
De systemische of rationele naam is de naam die we in de scheikunde boeken gebruiken.
De triviale naam is de naam die je in de volksmond gebruikt.
Slide 8 - Tekstslide
Stofeigenschappen zouten
- Een zout is opgebouwd uit positief metaalion(meestal) en een enkelvoudig niet-metaalion of een samengesteld ion.
- Alle zouten bevinden zich bij kamertemperatuur in de vaste fase en hebben geen geur.
- Een opgelost zout geleid stroom.
Omdat zouten zijn opgebouwd uit ionen, wordt deze groep ook wel aangeduid met de naam ionaire stoffen.
Slide 9 - Tekstslide
Oplosbaarheidstabel van zouten in water
Slide 10 - Tekstslide
Een zout oplossen
Bij het oplossen van een zout in water verdwijnt de binding tussen de ionen. De ionen zitten niet meer aan elkaar vast, maar bewegen vrij tussen de watermoleculen.
Dit oplossen noteer je in een oplosvergelijking. Let op de (aq).
Slide 11 - Tekstslide
Indampen zoutoplossing
Dit is eigenlijk het tegenovergestelde als oplossen. Hierbij maken de losgemaakte atomen weer bindingen aan.
Dus de index en coëfficiënt wisselen weer.
Slide 12 - Tekstslide
Calciumhydroxide
a) Maak de verhoudingsformule voor Calciumhydroxide.
b) Maak de oplosvergelijking van calciumhydroxide.
c) Maak de indampvergelijking van calciumhydroxide.
Slide 13 - Tekstslide
Calciumhydroxide
a) Maak de verhoudingsformule voor Calciumhydroxide.
Ca2+ OH-
1x 2x
Ca(OH)2
b) Maak de oplosvergelijking van calciumhydroxide.
Ca(OH)2 -> Ca2+(aq) + 2OH-(aq)
c) Maak de indampvergelijking van calciumhydroxide.