Rekenen groep 4
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Pieter heeft 20 euro. Hij koopt een bal van 5 euro en een shirt van 12 euro. Hoeveel moet Pieter betalen?
Slide 2 - Open vraag
Jantje heeft 10 euro. Hij koopt snoep voor 2 euro. Hoeveel houd Jantje over?
A
3 euro
B
7 euro
C
8 euro
D
2 euro
Slide 3 - Quizvraag
Sanne heeft 15 euro. Ze koopt een vlag van 6 euro en een poster van 7 euro. Hoeveel moet Sanne betalen?
A
14 euro
B
8 euro
C
4 euro
D
2 euro
Slide 4 - Quizvraag
Teun heeft 10 euro. Hij koopt iets van 7 euro. Hoeveel krijgt Teun terug?
A
3 euro
B
4 euro
C
5 euro
D
8 euro
Slide 5 - Quizvraag
Stella wilt 3 kaarten halen. 1 kaart is 6 euro. Hoeveel moet Stella betalen?
(Tip: 6x3=?)
(Tip: 6x3=?)
A
10 euro
B
18 euro
C
20 euro
D
14 euro
Slide 6 - Quizvraag
Lucas heeft 10 euro. Lucas wilt zwembandjes halen voor 6 euro. Hoeveel houd hij nog over?
A
3 euro
B
2 euro
C
5 euro
D
4 euro
Slide 7 - Quizvraag
11+5=?
A
16
B
14
C
17
D
15
Slide 8 - Quizvraag
14+3=?
A
18
B
15
C
16
D
17
Slide 9 - Quizvraag
6+8=?
A
9
B
13
C
14
D
10
Slide 10 - Quizvraag
Luuk heeft 8 euro. Hij koopt een bril van 3 euro. Hoeveel heeft hij dan nog over?
A
8 euro
B
5 euro
C
4 euro
D
7 euro
Slide 11 - Quizvraag
Roos heeft 13 euro. Ze koopt een hoed van 9 euro. Hoeveel heeft ze dan nog over?
A
4 euro
B
7 euro
C
5 euro
D
9 euro
Slide 12 - Quizvraag
Lieke koopt een shirt van 15 euro. Ze heeft 18 euro. Hoeveel houd ze over?
A
3 euro
B
10 euro
C
5 euro
D
4 euro
Slide 13 - Quizvraag
Cas haalt een kaart van 10 euro en een zaklamp van 8 euro. Hij betaald met een briefje van 20 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
A
2 euro
B
8 euro
C
5 euro
D
3 euro
Slide 14 - Quizvraag
Sara wilt een CD van 15 euro kopen. Ze heeft 13 euro. Hoeveel euro komt Sara tekort voor de CD?
A
1 euro
B
3 euro
C
4 euro
D
2 euro
