03. Thema 5.2 Chromosomen en genen (1) 17-4

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 2: Chromosomen en genen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 2: Chromosomen en genen

Slide 1 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Vandaag

Instructie § 5.2
Aan de slag § 5.2
Doelen checken
 Huiswerk


Instructie § 5.2
Aan de slag § 5.2
Doelen checken
 Huiswerk
BK
KGT

Slide 2 - Tekstslide

Doel: Chromosomen en genen
  • Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtshormonen.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling VMBO 1
Thema 2 Basisstof 5: Celdeling

Hoe gaat celdeling in z'n werk?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

In elke celkern zitten 46 chromosomen

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen.

Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 8 - Tekstslide

Chromosomenpaar
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen.
Die chromosomen komen voor in paren.

Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern
(2 x 23 = 46). Dit geldt voor alle lichaamscellen.

De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen noem je geslachtscellen. In de kern van een geslachtscel komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.

Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan; 23 dus.

Slide 11 - Tekstslide

Celdeling
Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling.
Elke geslachtscel krijgt 1 chromosoom van elk paar chromosomen..

Welke van beide chromosomen in een eicel of een zaadcel terechtkomt, hangt af van het toeval.

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting
Bij bevruchting versmelt de kern van een eicel met de kern van een zaadcel.
De chromosomen uit de cellen komen dan bij elkaar.
Samen komen ze in de celkern van de bevruchte eicel terecht.

De kern van de zaadcel en de kern van de eicel bevatten beide 23 stuks chromosomen
Na bevruchting zijn er dus weer 46 chromosomen in de celkern; het is weer compleet!! :)

Slide 13 - Tekstslide

De kern
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder.
De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen.

Van elk chromosomenpaar is 1 chromosoom afkomstig van de moeder en 1 van de vader.

Slide 14 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Bij het 23e chromosomenpaar staat geen nummer, maar XX.
Dit zijn de geslachtschromosomen.

Slide 15 - Tekstslide

Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar.


Een vrouw heeft twee
X-chromosomen: XX.

Slide 16 - Tekstslide

XY
Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend.

Een man heeft een X- en een 
Y-chromosoom: XY.

Slide 17 - Tekstslide

Jongen of meisje
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X
of een Y zijn.
Bij bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of XY.

De baby wordt dan een meisje (XX) of een jongetje (XY) 
of heel soms intersekse (bijvoorbeeld en meisje met XY-chromosomen).

Slide 18 - Tekstslide

Doel: Chromosomen en genen
  • Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtshormonen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Huiswerk
Maken § 5.2: 1-10
+
Leren 5.1 + 5.2


Maken § 5.2: 1-9
+
Leren 5.1 + 5.2

BK
KGT

Slide 21 - Tekstslide