Oefenquiz 1-4

Oefenquiz Hoofdstuk 1-4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
HBRMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Oefenquiz Hoofdstuk 1-4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ''koude bakker''
A
Iemand die zijn eigen broden bakt
B
fabriek die broden bakt
C
Iemand die bijv. brood inkoopt als tussenproduct
D
Iemand die met ijs werkt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een warme en koude bakker?

Slide 3 - Open vraag

Vraag 1.02 
een halffabricaat moet nog verder bewerkt worden
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het volkorenbrood bij de ambachtelijke bakker duurder dan volkorenbrood in de supermarkt?

Slide 5 - Open vraag

1.03
Wat is een voorbeeld van een nieuwe trend in de bakkerij?
A
Make-off producten
B
Mini-patisserie
C
Koffie drinken
D
Beurzen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem een verschil tussen make-off en bake-off producten

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een industriële bakker maakt grote hoeveelheden brood
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een make-off product?
A
kant en klaar croissantdeeg
B
bevroren kaneelbroodjes
C
Appeltaart met slagroom
D
open vlaai

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat HACCP voor?
A
Hasard critical controling points
B
Hazard Analysis Critical Controling Pionts
C
Controling critical points
D
Hazzard analysis

Slide 10 - Quizvraag

Basis
Is dit een voorbeeld van een diep of ondiep assortiment?
A
diep assortiment
B
ondiep assortiment

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bakker heeft een ondiep assortiment?

A
plaatje 1
B
plaatje 2

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je controleren of een brooddeeg goed gekneed is?
A
A. De kleur moet wit zijn.
B
B. Deeg moet slap zijn.
C
C. Deeg moet stevig zijn.
D
D. Door een vliesje te trekken.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van water tijdens de bereiding van brooddeeg?
A
Oplosmiddel
B
smaakmaker
C
Rijsmiddel
D
smeermiddel

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf hoe gist werkt

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom is de kwaliteit van harde tarwe zo belangrijk bij de bereiding van een brooddeeg?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstoffen zit er vooral in de zemel van de graankorrel?
A
Ijzer
B
Vezels
C
Koolhydraten
D
Suikers

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke meelsoort wordt ''bruin brood'' vooral gemaakt?
A
Volkorenmeel
B
Tarwebloem
C
Patentbloem
D
Meel

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden gluten gevormd?
A
Bloem + water + gist
B
B. Bloem + gist + energie (kneden)
C
C. Bloem + zout + water
D
D. Bloem + water + energie (kneden)

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de basisgrondstoffen van brooddeeg?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist
''In de meelkern van de graankorrel bevinden zich eiwitten en zetmeel''
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk deel van de graankorrel wordt bloem gemaakt?
A
Van de kiem, kern, zemel en aleuronlaag.
B
Alleen van de kern (meellichaam) en de kiem van de graankorrel.
C
Alleen van de kern van de graankorrel (het meellichaam)
D
Van de zemel en de aleuronlaag.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van water tijdens de bereiding van brooddeeg?
A
Oplosmiddel
B
smaakmaker
C
Rijsmiddel
D
smeermiddel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf hoe gist werkt

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang kun je verse gist bewaren?
A
een half jaar
B
2 dagen
C
4 weken
D
Onbeperkt houdbaar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent ''zout'' moet er in een brooddeeg zitten?
A
1%
B
1,5%
C
1,8%
D
2,3%

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist
''In de meelkern van de graankorrel bevinden zich eiwitten en zetmeel''
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als je te koud water toevoegt aan een brooddeeg
A
Dan gaat het rijzen sneller
B
Dan gaat het rijzen langzamer
C
Het deeg mengt niet goed
D
Het gist werkt sneller

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn de verschillen tussen een hoofdgrondstof en hulpgrondstof?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet het gebruik van de grondstoffen in de juiste volgorde bij de bereiding van brood:
Kies uit water, gist, zout suiker en bloem

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke suiker zie je op het plaatje?

A
Basterdsuiker
B
Castormelissuiker (kristal)
C
Poedersuiker
D
Garneersuiker

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies