Blok 1 & 3 Schrijven column betoog

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Schrijven: column & betoog
  • Vragen?
  • werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Hoe ging het met huiswerk?

Deze week Schrijven van Blok 1 (versneld) en Blok 3.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken column?

Slide 5 - Woordweb

Kenmerken column
Een column verschijnt regelmatig in tijdschriften en kranten (kranten hebben vaak vaste columnisten).

Een column is kort (400 woorden). Iedere zin is dus van belang. De eerste en de laatste zin in het bijzonder.  

De schrijver zorgt dat de lezer meteen geprikkeld wordt door een pakkende openingszin

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken column
De schrijver valt met de deur in huis door te beginnen met hét speerpunt van zijn tekst. 

Dit verpakt hij pakkend en origineel.  

In het slot wordt zijn boodschap of mening duidelijk. Hij sluit af met een knallende slotzin.

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken column
Een column heeft meerdere tekstdoelen: informeren, overtuigen, amuseren en beschouwen. 

Het laatste doel is het meest belangrijk.

De schrijver neemt een standpunt in en daagt zijn lezer uit.  De schrijver formuleert zijn mening scherp en met humor


Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken column
De schrijver laat de lezer de tekst zien, horen, voelen en ruiken
Hij schrijft in korte, krachtige zinnen.

Hij maakt zijn tekst aantrekkelijk met minder voor de hand liggende woorden of schrijft beeldend.  


Kortom: hij kiest voor creatief taalgebruik, stijlfiguren, beeldspraak en humor. Hij maakt gebeurtenissen dramatischer dan ze in werkelijkheid zijn.  

Slide 9 - Tekstslide

                                              Betoog 

Slide 10 - Tekstslide

Noteer tijdens het filmpje....
  • ...de argumenten die worden genoemd.
  • Of deze voor of tegen de eerdere sluiting van de horeca zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welke argumenten heb je gehoord?
Waren deze voor of tegen de eerdere sluiting van de horeca?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een betoog?

Slide 14 - Woordweb

Een betoog bestaat alleen uit subjectieve informatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

In een betoog geeft de schrijver vooral...
A
Feiten
B
zijn mening

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
Overtuigen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een standpunt
A
Hoe je over iets denkt
B
Dingen die met elkaar te maken hebben
C
Wat vaak voorkomt
D
De ruzie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Met een argument onderbouw je iets. Het is controleerbaar.
B
Een argument is een beoordelingswoord.
C
Met een argument geef je aan of je iets mooi vindt.

Slide 19 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij tegenargumentatie en weerlegging?
A
ofschoon
B
echter
C
daarbij
D
hoewel

Slide 20 - Quizvraag

Wat doe je als je een argument weerlegt?
A
Dan bevestig je het argument
B
Dan bedenk je een argument
C
Dan herhaal je een argument
D
Dan ga je tegen het argument in

Slide 21 - Quizvraag

Een argumentenstructuur is als volgt opgebouwd:
A
Welk onderwerp ga je behandelen? Wat zijn de voordelen en nadelen? Wat is de conclusie?
B
Wat is het onderwerp? Welke aspecten van het onderwerp bespreek je? Wat is, samengevat, het belangrijkste.
C
Standpunt argumenten voor en argumenten tegen met weerlegging conclusie
D
Welke vraag staat centraal? Welke antwoorden zijn er op de vraag? Wat is je conclusie of samenvatting?

Slide 22 - Quizvraag



Vragen?

Heeft er iemand vragen op basis van wat je gezien / gehoord / gemaakt hebt?

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 23 - Tekstslide



Aan de slag!
vwo-v: Blok 1, Schrijven, Opdr. 1, 2, 3, 4, 9 & 10

vwo: Blok 3, Schrijven, Opdr. 8, 10



Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 24 - Tekstslide