Oefening conjuncties:
Vul in: en, of, maar, want, dus
1 Je kunt een kaartje kopen bij de automaat ............... je kunt het online kopen.
2 Het wiel van mijn fiets staat scheef...............de rem doet het niet goed.
3 Het is een Nederlandse film.................je moet goed luisteren en opletten.
4 Mijn zus is getrouwd ............... ze woont nu in Spanje.
5 Ik wil u graag helpen..............ik ben hier helaas ook niet bekend.
6 We moesten heel lang wachten..................Cecilia's vliegtuig kwam veel te laat aan.
7 We kunnen hier nog een kopje koffie nemen.......we kunnen naar een ander café gaan.
8 Dat is een leuk eetcafé.........je kunt hier niet vegetarisch eten.
9 Je hoeft niet met de bus te gaan................de bioscoop is hier dichtbij.
10 Studenten krijgen tien procent korting op het abonnement. Jij bent student, ..........................je krijgt korting.