Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
01-12 3V Kapitel 2 Grammatik C der-Gruppe + ein-Gruppe
der/ein-Gruppe
1e, 3e, 4e naamval
> met woorden van de der-Gruppe
> met woorden van de ein-Gruppe/ bezittelijke voornaamwoorden
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
der/ein-Gruppe
1e, 3e, 4e naamval
> met woorden van de der-Gruppe
> met woorden van de ein-Gruppe/ bezittelijke voornaamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Ik weet wanneer ik welke naamval gebruik
A
nee
B
een beetje
C
bijna helemaal
D
ja
Slide 2 - Quizvraag
Ik heb de rijtjes van de der- en ein-Gruppe ÉN het stapennplan uit mijn hoofd geleerd
A
nee
B
een beetje
C
bijna helemaal
D
ja
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Je ontleed de zin naar onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
onderwerp: 1e naamval
meewerkend voorwerp: 3e naamval
lijdend voorwerp: 4e naamval
Slide 5 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 6 - Quizvraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 7 - Quizvraag
Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 8 - Quizvraag
Ontleden (net als in het Nederlands)
Der Mann
hat
seiner Frau
einen Liebesbrief
geschrieben.
[
onderwerp
] [
meew. vw
] [
lijdend vw
]
1e 3e 4e
Slide 9 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik
heb
voor
mijn moeder
een krant
gekocht
Slide 10 - Tekstslide
der-Gruppe
: dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-
ein-Gruppe
: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, unser-, eu(er)-, ihr-, Ihr-
Slide 11 - Tekstslide
der-Gruppe:
der, die,
das = de, het
dies- = deze, die, dit, dat
jed- = iedere, elk(e)
manch- = sommige
solch- = zulk(e), zo'n
all- = alle
welch- = welk(e)
Slide 12 - Tekstslide
ein-Gruppe:
ein- = een
kein- = geen
mein- = mijn
dein- = jouw
sein- = zijn
ihr- = haar
unser- = ons, onze
eu(e)r- = jullie
ihr- = hun
Ihr- = uw
Slide 13 - Tekstslide
Let op!
-bij 1e mann krijgt de DER- Gruppe + er
-bij 1e en 4e onz krijgt de DER- Gruppe + es
Welch... Mann geht nach Hause?
Welch
er
Mann geht nach Hause?
Dies.. Mädchen ist froh!
Dies
es
Mädchen ist froh!
Slide 14 - Tekstslide
der-Gruppe
: dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-
ein-Gruppe
: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, unser-, eu(er)-, ihr-, Ihr-
Slide 15 - Tekstslide
Aufgabe 1
der-Gruppe und ein-Gruppe
Slide 16 - Tekstslide
1. Gestern hat (mijn) Vater mich abgeholt.
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine
Slide 17 - Quizvraag
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
Gestern hat (mijn) Vater micht abgeholt.
ond +1 m = mein Vater
Slide 18 - Tekstslide
2. (uw) Freunde sind alle hier!
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre
Slide 19 - Quizvraag
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
(uw) Freunde sind alle hier!
ond +1 mv = Ihr
e
Freunde
Slide 20 - Tekstslide
3. Morgen fliegt (jouw) Oma nach Berlin.
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine
Slide 21 - Quizvraag
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
Morgen fliegt (jouw) Oma nach Berlin.
ond +1 v = dein
e
Oma
Slide 22 - Tekstslide
4. (ons) Dorf (o) ist sehr klein.
A
uns
B
unse
C
unser
D
unsere
Slide 23 - Quizvraag
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
(ons) Dorf ist sehr klein.
ond +1 o = unser Dorf
Slide 24 - Tekstslide
5. Ich habe (uw) Freunde abgeholt.
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre
Slide 25 - Quizvraag
Ich habe (uw) Freunde abgeholt.
lv +4 mv =
Ihre Freunde
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein onze - unser
jouw - dein jullie - euer
zijn - sein hun - ihr
haar - ihr uw - Ihr
geen - kein
Slide 26 - Tekstslide
6. Morgen besuchen wir (jouw) Oma.
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine
Slide 27 - Quizvraag
Morgen besuchen wir (jouw) Oma.
lv +4 v =
deine Oma
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein onze - unser
jouw - dein jullie - euer
zijn - sein hun - ihr
haar - ihr uw - Ihr
geen - kein
Slide 28 - Tekstslide
7. (onze) Lehrer haben wir seit gestern nicht mehr gesehen.
A
uns
B
unse
C
unser
D
unseren
Slide 29 - Quizvraag
(onze) Lehrer haben wir seit gestern nicht mehr gesehen.
lv +4 m =
unseren Lehrer
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe
:
mijn - mein onze - unser
jouw - dein jullie - euer
zijn - sein hun - ihr
haar - ihr uw - Ihr
geen - kein
Slide 30 - Tekstslide
Aufgabe 2
der-Gruppe und ein-Gruppe
Slide 31 - Tekstslide
1. Ich verstehe dies- Aufgabe nicht
A
dieser
B
diesen
C
diese
D
diesem
Slide 32 - Quizvraag
2. Kannst du dies- Kindern die Aufgabe erkären?
A
diesem
B
diesen
C
diese
D
dieser
Slide 33 - Quizvraag
3. Ich habe solch- Aufgaben nie verstanden
A
solche
B
solchen
C
solcher
D
solchem
Slide 34 - Quizvraag
4. Welch- Buch liest du gerade?
A
welcher
B
welche
C
welches
D
welchen
Slide 35 - Quizvraag
5. Welch- Mann werde ich später heiraten?
A
welche
B
welches
C
welcher
D
welchen
Slide 36 - Quizvraag
6. Hast du mein- Stift gesehen?
A
meine
B
meiner
C
meines
D
meinen
Slide 37 - Quizvraag
7. Habt ihr eur- Hausaufgaben gemacht?
A
euren
B
eure
C
eures
D
eurem
Slide 38 - Quizvraag
8. Der Junge hat ihr- Brief weggeschmissen
A
ihr
B
ihre
C
ihren
D
ihrem
Slide 39 - Quizvraag
9. Hast du unser- Opa noch ein Geschenk gegeben?
A
unserer
B
unserem
C
unserem
D
unser
Slide 40 - Quizvraag
Ik moet nog ...
A
de rijtjes leren
B
de toepassing leren
C
de woorden van de der- en ein-Gruppe leren
D
a b en c...
Slide 41 - Quizvraag
Extra: Uitlegvideo's
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Video
Slide 44 - Video
Meer lessen zoals deze
Naamvallen: 1e naamval & ein-Gruppe
Maart 2021
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Naamvallen: 1e naamval & ein-Gruppe incl bezitt vnw
December 2021
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
06-05 t/m 08-05 3HAVO Duits
Mei 2020
- Les met
39 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Naamvallen 1e naamval
April 2020
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
01-12 3V Kapitel 2 Grammatik C der-Gruppe + ein-Gruppe
Mei 2024
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3
10-04 t/m 17-04 3HAVO Duits
April 2020
- Les met
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Lidwoorden & ein-Gruppe
Oktober 2021
- Les met
19 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
De ein-Gruppe in de 1e, 3e en 4e naamval
Maart 2022
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3