Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je 3) _______ in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we6) _______.
Vul in in de tekst!
Interen
Budget
Duurzame gebruiksgoederen
Sparen
Incidentele uitgaven
Budgetteren
Slide 2 - Tekstslide
Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.
Slide 3 - Tekstslide
Financiering is de manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop.
Hoe gaan we ervoor zorgen dat we deze Lamborghini kunnen betalen?
Financiering
Slide 4 - Tekstslide
Lenen is geld van anderen gebruiken, dat je later moet terugbetalen.
Het terugbetalen van geleend geld wordt ook wel aflossen genoemd.
Lenen is duurder dan sparen!
Lenen
Slide 5 - Tekstslide
Voordelen
Je kunt gelijk kopen wat je wilt hebben.
Je kan geld lenen als je onverwachts dringend geld nodig hebt.
Nadelen
Je hebt een schuld.
Je moet de lening terugbetalen.
Je moet meer betalen, dan je geleend hebt. Dat heet rente.
Voor- en nadelen van lenen
Slide 6 - Tekstslide
Vraag: Als je leent moet je je budget aanpassen. Waarom moet je dit doen en welk budget moet je aanpassen?
Antwoord: Elke maand moet ik de lening betalen, dus het budget voor mijn vaste lasten moet omhoog en de overige moeten omlaag.
Opdracht
Slide 7 - Tekstslide
Een termijn is een maandelijks geldbedrag voor het afbetalen van de lening.
Een termijn bestaat uit:
Rente (de vergoeding voor lenen)
Aflossing (het leenbedrag).
Terugbetalen in termijnen
Slide 8 - Tekstslide
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-. Wat zijn de rentekosten van deze lening?
Opdracht
Slide 9 - Tekstslide
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = € 17.424,-.
De rentekosten van deze lening zijn dus € 17.424, - € 15.000,- = € 2.424,-
Opdracht
Slide 10 - Tekstslide
Rente is de vergoeding voor de bank. Je betaalt rente, omdat de bank ook geld wil verdienen.
Ook loopt de bank risico, want misschien betaal je de lening niet of te laat terug.
Rente
Slide 11 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 6 t/m 11 van hoofdstuk 5.5 lenen en betalen op bladzijde 26 t/m 27.
Huiswerk
Slide 12 - Tekstslide
Vraag naar arbeid
Aanbod van arbeid
Slide 13 - Tekstslide
Vraag naar arbeid
Vraag naar arbeid vanuit...
ondernemingen
niet-commerciële organisaties
vacatures
Slide 14 - Tekstslide
Begroting & budgetteren
Een begroting is een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven.
Begroting
Slide 15 - Tekstslide
Begroting & budgetteren
Goedkoper inkopen (bezuinigen)
Grote aankoop uitstellen
Minder inkopen of minder luxe producten kopen.
Wat kan ik doen als ik niet uitkom?
Slide 16 - Tekstslide
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. Je betaalt deze in 36 termijnen terug. Elke termijn is één maand Het maandtermijn is € 484,-. Hoeveel wordt er in totaal terugbetaald en wat zijn de rentekosten van deze lening?
Opdracht
Slide 17 - Tekstslide
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = € 17.424,-.
De rentekosten van deze lening zijn dus € 17.424, - € 15.000,- = € 2.424,-
Opdracht
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Voordelen
Je kunt gelijk kopen wat je wilt hebben.
Je kan geld lenen als je onverwachts dringend geld nodig hebt.
Nadelen
Je hebt een schuld.
Je moet de lening terugbetalen.
Je moet meer betalen, dan je geleend hebt. Dat heet rente.