M2 Wat moet ik leren voor het SO 1 periode 2?

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat moet ik leren voor het SO van 6 februari?

Week 36   2 sep-9 sep 2024

Instructie 

Chapitre 2

Bron H

Les mots de la semaine 51, 2, 3, 4 (F-N)

Les mots de la semaine 50

regarder la télé

faire du sport

aller en ville

jouer à la console

nouvelle

rencontrer

ensemble

la femme

rigolo

televisie kijken

sporten

naar de stad gaan

gamen

nieuw

ontmoeten

samen

de vrouw

grappig

Les mots de la semaine 2

Le chat

Le chien

l'animal / les animaux

Blessé

Soigner

Le poisson

La rue

Heureux

Le lapin

L’oiseau

de kat

de hond

het dier / de dieren

gewond

verzorgen

de vis

de straat

blij / gelukkig

het konijn

de vogel

Quizlet

https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt

Les mots de la semaine 3

calme

enthousiaste

casse-pied

petit

grand

facile

difficile

rouge

bleu

noir

rustig

enthousiast

vervelend

klein

groot

makkelijk

moeilijk

rood

blauw

zwart

Quizlet

https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt

Les mots de la semaine 4

le lit

l'armoire

la chambre

la table

la salle de bains

la cuisine

la salle de séjour

la chaise

le jardin

la terrasse

het bed

de kledingkast

de (slaap)kamer

de tafel

de badkamer

de keuken

de woonkamer

de stoel

de tuin

het terras

Quizlet

https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt

Le présent (de l'indicatif)

De onvoltooid tegenwoordige tijd

ik eet

hij speelt

zij drinken

R: Wat is de stam van een werkwoord?

De stam is het werkwoord zonder er

donner => donn

chanter => chant

jouer => jou

parler => parl

R: Wat wordt bedoeld met uitgangen?

Uitgangen zijn de letters die je achter de stam plakt om er een persoonsvorm van te maken.

je = stam + e         nous = stam + ons

tu = stam + es            vous =  stam + ez

il = stam + e             ils = stam + ent