paragraaf 14

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De hoofzin is dus Atque ... ab initio vobis exponemus
vobis: vertaal u
expono, exponere: uiteenzetten
initium: begin

Slide 3 - Tekstslide

Atque ... ab initio vobis exponemus
Welke vorm is exponemus?
A
1e mv ind prae A
B
1e mv con prae A
C
1e mv ind fut A
D
nom ev m

Slide 4 - Quizvraag

Atque ... ab initio vobis exponemus
Welke naamval en functie heeft initio?
A
abl ev - bijw. bepaling na een voorzetsel
B
abl ev - aanvulling bij een ww
C
dat ev - bijw. bepaling na een voorzetsel
D
dat ev - meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Atque ... ab initio vobis exponemus
Welke naamval en functie heeft vobis?
A
abl mv- bijw. bepaling na een voorzetsel
B
abl mv- aanvulling bij een ww
C
gen mv - bijv. bepaling
D
dat mv - meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Atque ... ab initio vobis exponemus
Vertaal

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

ut facilius intellegere possitis, iudices
Dit is de eerste bijzin afhankelijk van exponemus.
facilius: van facilis (makkelijk)
possitis: vertaal de 2e mv met u
iudices: vocativus

Slide 9 - Tekstslide

ut facilius intellegere possitis, iudices
Welke vorm is possitis?
A
2e ev ind prae A
B
2e ev con prae A
C
2e mv ind prae A
D
2e mv con prae A

Slide 10 - Quizvraag

ut facilius intellegere possitis, iudices
Welke coniunctivus is possitus?
A
finalis (van doel na ut)
B
consecutivus (van gevolg na ut)
C
irrealis
D
obliquus (afhankelijke vraag)

Slide 11 - Quizvraag

ut facilius intellegere possitis, iudices
Welke vorm van facilis is facilius?
A
comparativus- nom ev m
B
comparativus- bijwoord
C
superlativus- nom ev o
D
superlativus- bijwoord

Slide 12 - Quizvraag

ut facilius intellegere possitis, iudices
Vertaal

Slide 13 - Open vraag

ea ... indigniora esse
Deze ACI volgt op intellegere
indignus: schandelijk

Slide 14 - Tekstslide

ea ... indigniora esse
Welke naamval en functie heeft ea?
A
nom ev v - onderwerp
B
abl ev v - aanvulling bij indigniora
C
nom mv o - onderwerp
D
acc mv o - onderwerp in ACI

Slide 15 - Quizvraag

ea ... indigniora esse
Welke vorm en functie heeft indigniora?
A
comparativus nom ev v - onderwerp
B
comparativus abl ev v - aanvulling
C
comparativus acc mv o - naamwoordelijk deel in ACI
D
comparativus - bijwoord

Slide 16 - Quizvraag

ea ... indigniora esse

Slide 17 - Open vraag

quae facta sunt
Citeer het antecedent van quae

Slide 18 - Open vraag

quae facta sunt
Welke naamval en functie heeft quae?
A
nom ev v - onderwerp
B
nom ev v - naamwoordelijk deel
C
nom mv o - onderwerp
D
nom mv o - naamwoordelijk deel

Slide 19 - Quizvraag

quae facta sunt
In welke vorm staat facta sunt?
A
3e mv ind prae A
B
3e mv ind perf A
C
3e mv ind prae P
D
3e mv ind perf P

Slide 20 - Quizvraag

ea, quae facta sunt
Vertaal

Slide 21 - Open vraag

indigniora
Bij een comparativus worden (vaak) twee zaken/personen met elkaar vergeleken (in het Engels to compare).
Hier worden de ea (quae facta sunt) vergeleken met haec (quae dicimus). De ea zijn indigniora dan (quam) de haec.
Omdat het een ACI is, is de structuur als volgt:
dat de ea indigniora zijn dan dat de haec zijn (quam haec sunt).

Slide 22 - Tekstslide

quae dicimus
Citeer het antecedent van quae

Slide 23 - Open vraag

quae dicimus
Welke naamval en functie heeft quae?
A
nom mv o - onderwerp
B
acc mv o - lijdend voorwerp
C
nom ev o - onderwerp
D
nom mv o - naamwoordelijk deel

Slide 24 - Quizvraag

quam haec sunt, quae dicimus
Vertaal

Slide 25 - Open vraag

Vertaal nu atque ... t/m ... exponemus in de volgorde van de tekst.

Slide 26 - Tekstslide

Vertaal nu atque ... t/m ... exponemus in de volgorde van de tekst.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

quemadmodum res gesta sit
Deze bijzin hangt ook af van exponemus.
quemadmodum: hoe
gesta sit: van gero (gerere) = uitvoeren

Slide 29 - Tekstslide

quemadmodum res gesta sit
In welke vorm staat gesta sit?
A
3e ev ind prae A
B
3e ev con prae A
C
3e ev ind fut A
D
3e ev con perf A

Slide 30 - Quizvraag

quemadmodum res gesta sit
Welke coniunctivus is gesta sit?
A
finalis (van doel na ut)
B
consecutivus (van gevolg na ut)
C
irrealis
D
obliquus (afhankelijke vraag)

Slide 31 - Quizvraag

quemadmodum res gesta sit
Welke naamval en functie heeft res?
A
nom ev - onderwerp
B
nom mv - onderwerp
C
acc mv - lijdend voorwerp
D
gen mv - bijv. bepaling

Slide 32 - Quizvraag

exponemus quemadmodum res gesta sit
Vertaal

Slide 33 - Open vraag

quo facilius ... t/m ...  rei publicae calamitatem
Dit is de laatste bijzin afhankelijk van exponemus.
quo + comparativus+coniunctivus: opdat des te
huius: van hic
innocens: onschuldig
miseria: ellende
illorum: van ille
audacia: brutale daad
calamitas: rampspoed
res publica: staat

Slide 34 - Tekstslide

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Dit is de laatste bijzin afhankelijk van exponemus.
Welke vorm is possitis?
A
2e ev ind prae A
B
2e ev con prae A
C
2e mv ind prae A
D
2e mv con prae A

Slide 35 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Welke coniunctivus is possitus?
A
finalis (van doel )
B
consecutivus (van gevolg)
C
irrealis
D
obliquus (afhankelijke vraag)

Slide 36 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
posse gaat met een infinitivus.
Citeer de infinitivus

Slide 37 - Open vraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Welke vorm van facilis is facilius?
A
comparativus- nom ev m
B
comparativus- bijwoord
C
superlativus- nom ev o
D
superlativus- bijwoord

Slide 38 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Wat is/zijn het lijdend voorwerp bij cognoscere?
A
calamitatem
B
audacias
C
miserias
D
(et...)miseras, (et...) audacias, (et...) calamitatem

Slide 39 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
In welke naamval staat huius hominis innocentissimi
A
nom ev
B
gen ev
C
dat ev
D
nom mv

Slide 40 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Welke vorm is innocentissimi van innocens?
A
comparativus- nom mv
B
comparativus- gen ev
C
superlativus- nom mv
D
superlativus- gen ev

Slide 41 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
In welke naamval staat illorum
A
nom ev
B
gen ev
C
acc ev
D
gen mv

Slide 42 - Quizvraag

quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
In welke naamval staat rei publicae
A
gen ev
B
dat ev
C
abl ev
D
nom mv

Slide 43 - Quizvraag

exponemus ... quo facilius ... t/m ... rei publicae calamitatem
Vertaal

Slide 44 - Open vraag