leesstrategieen

beter lezen met behulp van leesstrategieën. 
voorspellen
voorkennis gebruiken
structuur van teksten herkennen en gebruiken
scannen
intensief lezen
woordbetekenis afleiden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

beter lezen met behulp van leesstrategieën. 
voorspellen
voorkennis gebruiken
structuur van teksten herkennen en gebruiken
scannen
intensief lezen
woordbetekenis afleiden

Slide 1 - Tekstslide

Voorspellen
Kijk naar titel, plaatjes, onderschriften, tussenkopjes en of opvallende woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is dit voor tekst?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is dit voor tekst?

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis gebruiken
Door het gebruik van voorkennis kun je eventueel gebrek aan woordkennis compenseren. Je kunt de tekst dus begrijpen zonder dat je alle (moeilijke) woorden moet kennen of opzoeken. 

Slide 5 - Tekstslide

Scannen
Je scant de tekst om een bepaald stukje informatie te vinden. Je leest dus selectief. Als je opzoek bent naar maar één bepaald gegeven, maak je gebruik van scannen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Structuur ontdekken en gebruiken
Je moet verbanden tussen delen van een tekst kunnen herkennen en aangeven. Denk hierbij aan conclusies, opsommingen, voorbeelden, verwijzingen etc. Hierbij zijn de signaalwoorden erg belangrijk! 

Slide 8 - Tekstslide

Intensief (gedetailleerd lezen)
Een (korte) tekst of een gedeelte intensief lezen om de vraag te kunnen beantwoorden. 
De tekst: uitpluizen, verbanden ontdekken en leggen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

lijkt het woord op een woord uit het Nederlands of een andere vreemde taal?



Lijkt het woord op het Nederlands? Of op een woord uit een andere vreemde taal? bijvoorbeeld: gesprek – Gespräch
                                 carrot - Karotte

Slide 14 - Tekstslide

uitspreken
Spreek het woord in gedachten uit.
Soms “hoor” je dan dat het op het Nederlands lijkt. Bijvoorbeeld: het Duitse woord “Flut” spreek je uit als [floet], dat lijkt al veel op de betekenis: vloed.

Slide 15 - Tekstslide