In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
De longen zijn onderdeel van
A
grote bloedsomloop
B
kleine bloedsomloop
Slide 1 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de longen?
A
Zuurstof afgeven Kooldioxide opnemen
B
Kooldioxide afgeven
Zuurstof opnemen
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de functie van de longen?
A
verbranding
B
ademen
C
verslikking tegengaan
D
transport
Slide 3 - Quizvraag
Hoe worden de longen beschermd?
A
Door het middenrif
B
Door de ribben
C
Door het hart
D
Door de luchtpijp
Slide 4 - Quizvraag
Vraag 1. Waarvoor dient de ademhaling?
A
Om afvalstoffen aan te voeren en om zuurstof te verwijderen uit het lichaam
B
Om afvalstoffen en zuurstof te verwijderen
C
Om te ruiken
D
Om zuurstof aan te voeren naar het lichaam en om afvalstoffen te verwijderen
Slide 5 - Quizvraag
Vraag 2. Wat is de Latijnse benaming voor een long?
A
Lobus
B
Pulmo
C
Palmo
D
Trachea
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 3. Waar bevindt zich het borstvlies?
A
Vast aan de binnenkant van de longen
B
Vast aan de binnenkant van de borstwand, het middenrif en andere onderdelen van de borstholte, zoals het hartzakje
C
Vast aan de binnenkant van de borstwand, de ribben en de buikwand
D
Vast aan de buitenkant van de longen
Slide 7 - Quizvraag
Vraag 4. Waarmee is de pleuraholte gevuld?
A
Bloed
B
Een beetje vocht
C
Spierweefsel
D
Vliezen
Slide 8 - Quizvraag
Vraag 5. De luchtpijp splitst in twee vertakkingen. Hoe noemen wij deze vertakkingen?
A
Alveoli
B
Bronchi
C
Bronchioli
D
Hoofdbronchi
Slide 9 - Quizvraag
Vraag 6. Wat is GEEN functie van de bovenste luchtwegen?
A
Gaswisseling
B
Optimaliseren van ingeademde lucht
C
Slikken
D
Vormen van de stem
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 7. Welk orgaan vormt je stem en regelt de ademstroom?
A
Alveoli
B
Cavum oris
C
Farynx
D
Larynx
Slide 11 - Quizvraag
Vraag 8. Hoe heet het afvalproduct dat via de longen het lichaam kan verlaten?
A
Koolstof
B
Koolstofdioxide
C
Ureum
D
Zuurstof
Slide 12 - Quizvraag
Vraag 9 De longader voert het bloed vanuit het hart naar de longen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Vraag 10 Wat zijn bronchiën
A
longblaasjes
B
luchtpijp
C
luchtwegen
D
vertakking van de luchtpijp
Slide 14 - Quizvraag
Vraag 11. Wat is de functie van het slijmvlies in de bronchiën?
A
Opname van zuurstof
B
opname van zuurstof en afgifte van kooldioxide
C
soepel houden van de luchtwegen
D
Afvoeren van stofdeeltjes en bacteriën
Slide 15 - Quizvraag
Vraag 12. Theorie: de longen bestaan uit een rechter en een linker long. Stelling: de linker long bestaat uit ..... kwabben.
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf
Slide 16 - Quizvraag
Vraag 13 Wat gebeurt er in de longen?
A
Afvalstoffen uitgescheiden, zuurstof opgenomen
B
Zuurstof uitgescheiden, afvalstoffen opgenomen
C
De dikte van het bloed wordt aangepast
D
Er worden hormonen aan het bloed toegevoegd
Slide 17 - Quizvraag
Vraag 14 De longader transporteert zuurstofrijk bloed vanuit de longen naar de linker boezem
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct
Slide 18 - Quizvraag
Vraag 15. Wat wordt er op de afbeelding met nummer 4 weergegeven?
A
Longader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Septum
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een andere naam voor longtoppen?
A
apex pulmones
B
mediastinum
Slide 20 - Quizvraag
EINDE TOETS
Slide 21 - Tekstslide
Vraag 10. Bloed uit de lichaamscirculatie (grote bloedsomloop) komt het hart binnen via?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer
Slide 22 - Quizvraag
Vraag 11. Bloed uit de longcirculatie (kleine bloedsomloop) komt het hart binnen via?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer
Slide 23 - Quizvraag
Vraag 12. Wat is de Latijnse benaming voor slagaderen?
A
Arteria
B
Arteriën
C
Venen
D
Vena
Slide 24 - Quizvraag
Vraag 13. Welke laag van het bloedvat bestaat uit bindweefsel & kleine bloedvaatjes die het bloedvat zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorziet?
A
Binnenste laag
B
Buitenste laag
C
Middelste laag
D
Zowel de binnenste als buitenste laag
Slide 25 - Quizvraag
Vraag 14. Wat is de Nederlandse naam voor erytrocyten?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen
Slide 26 - Quizvraag
Vraag 15. Hoeveel liter bloed heeft een gemiddeld persoon van 70 kg?
A
3 liter
B
5 liter
C
6 liter
D
8 liter
Slide 27 - Quizvraag
Vraag 16. Hoe lang leven rode bloedcellen gemiddeld?
A
50 dagen
B
100 dagen
C
120 dagen
D
175 dagen
Slide 28 - Quizvraag
Vraag 17. Waardoor krijgt bloed zijn rode kleur?
A
De hematocrietwaarde
B
Het aantal rode bloedcellen
C
Het aantal afgestorven rode bloedcellen
D
Het eiwit 'hemaglobine'
Slide 29 - Quizvraag
Vraag 18. Er bestaan twee soorten lymfocyten. Welke soort lymfocyt schakelt ziekteverwekkers uit door middel van stoffen in zijn celmembraan. Welke is dat?
A
B-lymfocyten
B
K-lymfocyten
C
T-lymfocyten
D
Zowel B-lymfocyten als T-lymfocyten
Slide 30 - Quizvraag
Vraag 19. Wat wordt er aangegeven met nummer 4 op de afbeelding
A
Lever
B
Galblaas
C
Maag
D
Alvleesklier
Slide 31 - Quizvraag
Vraag 20. Wat zijn functies van het spijsverteringsstelsel?
A
Opname-, uitscheiding- en afscheiding van voedingsstoffen
B
Vertering-, afscheiding- en verwerking van voedingsstoffen
C
Vertering-, opname- en uitscheiding van voedingsstoffen
D
Uitscheiding-, afscheiding- en vertering van voedingsstoffen
Slide 32 - Quizvraag
Vraag 21. Wat zijn enzymen?
A
Hormonen
B
Eiwitten
C
Vitamines
D
Voedingsstoffen
Slide 33 - Quizvraag
Vraag 22. Wat vindt er plaats in de dikke darm?
A
Ontlasting verlaat het lichaam
B
Verteringssappen worden aan de voedselbrij toegevoegd
C
Voedingsstoffen worden opgenomen in de bloedbaan
D
Reabsorptie van water
Slide 34 - Quizvraag
Vraag 23. Het spijsverteringsstelsel wordt voorzien van bloed via drie aftakkingen van de aorta. Welke drie zijn dit?
A
Bovenste darmslagader, middelste darmslagader en onderste darmslagader
B
Ingewandsader, bovenste darmader en onderste darmader
C
Ingewandsslagader, bovenste darmslagader en onderste darmslagader