Basisstof 8 kijken naar cellen

Wat weet je nog?
1 / 27
volgende
Slide 1: Woordweb
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog?

Slide 1 - Woordweb

Basisstof 8
Cellen van dieren en planten
Pak je spullen: Boek, schrift, pen en je I-pad
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je deze les doen?
  1. Herhaling B7 
  2. Uitleg over Basisstof 8 via deze les (zelfstandig)
  3. Invullen van opdrachten lesson up
  4. Zelfstandig maken  opdrachten uit je boek  


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van deze les
- Je kunt de onderdelen van de plantaardige cel benoemen.

- Je kunt de onderdelen van de dierlijke cel benoemen.

- Je kunt het verschil tussen een plantaardige en dierlijke cel zien. 

- Je weet hoe je een preparaat maakt.



Slide 5 - Tekstslide

Aan het einde van de les
  • kan je een dierlijke en een plantaardige cel tekenen.
  • weet je het verschil tussen een dierlijke en een plantaardige cel.
  • heb je de opdrachten af.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van klein naar groot?
A
cel - organisme - orgaan - orgaanstelsel-weefsel
B
weefsel - cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
C
organisme - orgaanstelsel - orgaan - weefsel - cel
D
cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Cellen
Alle organismen bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen zien onder een microscoop. 
Cellen zijn doorzichtig. Om ze goed te kunnen zien onder een microscoop, kunnen ze worden gekleurd.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Dierlijke cel

Slide 11 - Tekstslide

Plantaardige cel

Slide 12 - Tekstslide

Dierlijke cel
Plantaardige cel

Slide 13 - Tekstslide

Plantaardige en dierlijke cel

Slide 14 - Tekstslide

Materiaal en het preparaat


Materiaal:
  • voorwerpglas/objectglas
  • dekglaasje
  • object (het voorwerp dat je gaat bekijken)
Soms gebruik je ook nog een druppel water of jodium
Het preparaat bestaat uit:

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

 opdrachten
Maak opdracht 39 t/m 44.
blz 122 t/m 130
overslaan 41, 42, 43

Schrijf om te onthouden over

Slide 17 - Tekstslide

Een dierlijke cel heeft een celwand
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag


Wat is waar?
A
Cel 1: plantaardige cel Cel 2: dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie Cel 2: dierlijke cel
C
Cel 1: dierlijke cel Cel 2: plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmelcel Cel 2: plantaardige cel

Slide 19 - Quizvraag

Welke soort cel is dit?
A
plantaardige cel
B
dierlijke cel
C
schimmel cel
D
bacterie

Slide 20 - Quizvraag

Zet van klein naar groot
A
Weefsel, cel, orgaan
B
cel, weefsel, orgaan
C
orgaan, cel, weefsel
D
cel, orgaan, weefsel

Slide 21 - Quizvraag

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je de cellen van een mens?
A
Dierlijke cel
B
Menselijke cel
C
plantencel
D
plantaardige cel

Slide 23 - Quizvraag



Dit is een
A
plantaardige cel
B
cel van een schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel

Slide 24 - Quizvraag

Welke cel is dierlijk?
A
Links
B
Rechts

Slide 25 - Quizvraag

Heeft een dierlijke cel cytoplasma?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel

Slide 27 - Sleepvraag