9 MVX

W E L K O M
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

W E L K O M

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind ik het onderwerp?
  • Kijk naar de titel
  • Kijk naar de afbeeldingen
  • kijk naar de tussenkopjes
  • kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, onderlijnd, GROOT of gekleurd.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind ik de hoofdgedachte van een tekst? 

Belangrijke informatie haal je uit:
  • Het onderwerp
  • Stel jezelf de vraag:
       > Wat wordt er in de tekst verteld over <het onderwerp>?

Slide 3 - Tekstslide

Verschil tussen de onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp:
  • bestaat uit één (of enkele) woorden. NOOIT in zin!
Hoofdgedachte:
  • bestaat uit één volledige zin (soms twee).
  • Vraag bij hoofdgedachte:
    Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Slide 4 - Tekstslide


1. DE TEKSTDOELEN

Slide 5 - Tekstslide

1. Amuseren
De schrijver wil je vermaken met de tekst, b.v. een strip


2.Informeren
De schrijver wilt dat je iets te weten komt, b.v. een nieuwsbericht



3. Activeren
De schrijver wilt dat je na het lezen iets doet of net iets niet doet, b.v. een advertentie

4. Overtuigen
De schrijver wilt dat je na het lezen dezelfde mening hebt als hem

Slide 6 - Tekstslide

Oefeningen in het werkboek:
BLZ. 56 OPDRACHT 2A -2B - 2C


Zelfstandig: LEES EERST DE TEKST
EN BEANTWOORD DAARNA DE VRAGEN
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

De gevoelswaarde van woorden

Slide 8 - Tekstslide

Synoniem
Woorden die van elkaar verschillen, maar die hetzelfde betekenen.
*Toilet/wc
*kapot/stuk

Slide 9 - Tekstslide

Homoniem
Homoniemen zijn woorden die je hetzelfde schrijft en die hetzelfde klinken, maar die een verschillende betekenis hebben.
*bank
*haar

Slide 10 - Tekstslide

Gevoelswaarde van woorden
Stel dat je iemand wil troosten die iets ergs heeft meegemaakt. Zeg je dan dat die niet moet "janken”? Of zeg je dat op een andere manier? En hoe vertel je aan iemand een onaangename waarheid zonder hem of haar te beledigen?

Om een juiste keuze te maken, moet je niet alleen weten wat woorden betekenen maar ook welk gevoel ze kunnen oproepen.

Slide 11 - Tekstslide

"Het gerecht was niet te vreten! Het was walgelijk! Je verdient een pluim als je dit gerecht volledig opgegeten krijgt!"
"Het gerecht dat ik besteld had, bleek uiteindelijk toch niet volledig mijn ding te zijn. Het lag me niet zo goed." 

Slide 12 - Tekstslide

"Het gerecht was niet te vreten! Het was walgelijk! Je verdient een pluim als je dit gerecht volledig opgegeten krijgt!"
"Het gerecht dat ik besteld had, bleek uiteindelijk toch niet volledig mijn ding te zijn. Het lag me niet zo goed.
= klinkt negatiever
= klinkt positiever

Slide 13 - Tekstslide