Betoog
Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
amuseren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
informeren
1 / 15
Onderdelen in deze les
Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
amuseren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
informeren
Slide 1 - Quizvraag
Wat moet er blijken uit de titel?
Slide 2 - Open vraag
Waar komt je standpunt?
A
de eerste zin van de inleiding
B
middenin de inleiding
C
de laatste zin van de inleiding
Slide 3 - Quizvraag
Met welke signaalwoorden begin je je standpunt?
Slide 4 - Open vraag
Hoeveel argumenten voor je standpunt moet je geven?
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf
Slide 5 - Quizvraag
En hoeveel tegenargumenten ga je weerleggen?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier
Slide 6 - Quizvraag
Waar komt het argument (= de kernzin) in alinea twee, drie en vier?
A
eerste zin
B
tweede zin
C
derde zin
D
vierde zin
Slide 7 - Quizvraag
Welke signaalwoorden gebruik je om de tweede, derde en vierde alinea te beginnen?
A
signaalwoorden van tegenstelling
B
signaalwoorden van voorwaarde
C
signaalwoorden van opsomming
D
signaalwoorden van conclusie
Slide 8 - Quizvraag
Welke signaalwoorden van opsomming ken je?
Slide 9 - Open vraag
Met welke woorden leid je het tegenargument in?
Slide 10 - Open vraag
Welk signaalwoord moet zeker terugkomen in alinea vijf (tegenargument + weerlegging)?
A
echter
B
dus
C
mits
D
maar
Slide 11 - Quizvraag
Waar komt de conclusie (herhaling van je standpunt) in het slot?
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
Slide 12 - Quizvraag
De conclusie is de herhaling van je standpunt + het signaalwoord
A
dus
B
echter
C
mits
D
maar
Slide 13 - Quizvraag
Hoe noemen we die oneliner aan het einde van het slot?
Slide 14 - Open vraag
Is het verplicht een citaat te gebruiken uit één van de artikelen?
A
ja
B
nee
