2324-examentraining-2

Examentraining 4M
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining 4M

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een anekdote?
A
Een leesteken dat laat zien dat er een citaat begint.
B
Een kort, grappig verhaaltje over iets dat echt gebeurd is.
C
Een afsluiting van de tekst, waarin de schrijver een advies geeft.
D
Een korte inleiding van de tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft.

Slide 2 - Quizvraag

Voorbereiding examen
LET OP:
De samenvattingsopdrachten bestaan niet meer

Leesvaardigheid

Slide 3 - Tekstslide

In een tekst kan een illustratie staan. Wat doet een illustratie in een tekst NIET?
A
Samenvatten van de tekst
B
Verduidelijken van de tekst
C
Extra informatie geven over de tekst
D
Tekst extra benadrukken.

Slide 4 - Quizvraag

Tekstdoelen:
Op welke manier kun je het doel van de tekst vinden?
A
Door de inleiding goed te lezen. Daar schrijft de schrijver het doel vaak neer.
B
Als je die goed leest, weet je welk tekstdoel de schrijver gebruikt in de tekst.
C
Door de titel en de bron van de tekst te bekijken. De bron geeft een aanwijzing voor het tekstdoel.
D
Door het slot te lezen. De schrijver geeft daar aanwijzingen over het tekstdoel.

Slide 5 - Quizvraag

Signaalwoorden
* De verschillende delen van de tekst hebben altijd een relatie met elkaar. 
* Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en tussen alinea's.
* LEER DE SIGNAALWOORDEN EN TEKSTVERBANDEN.

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent citeren van een zin?
A
Het letterlijk overnemen van alle woorden van de titel van de tekst
B
Het letterlijk overnemen van een zin uit de tekst.
C
Het letterlijk overnemen van één woord of zinsdeel uit de tekst.
D
Het letterlijk benoemen van de samenvatting van de tekst.

Slide 7 - Quizvraag

Vraagsoort: meerkeuzevragen
Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

LET OP: de antwoorden van de meerkeuzevragen worden gegenereerd door een computer. Deze zet de antwoord op alfabetische volgorde. Het kan dus zo zijn dat je 4 of 5 keer achter elkaar hetzelfde antwoord moet neerschrijven. Ga dus niet aan jezelf twijfelen!!!!

Slide 8 - Tekstslide

Advertentie          
Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
- Helpen bij het begrijpen van de tekst
- Bedoeld om aandacht te trekken
- Noodzakelijke toevoeging
- Ter 'versiering'
Lettertypes
- belangrijk bij de opmaak van de tekst.
- Belangrijk voor de nadruk
Lees sowieso de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

Slide 9 - Tekstslide

 Advertentie:
Commerciële of ideële reclame

Slide 10 - Tekstslide

Schrijfopdracht
- Artikel
- Zakelijke mail
- Zakelijke brief

Slide 11 - Tekstslide

13 punten:
  •  Inhoud: 6 pnt
Alle punten die gevraagd worden, moeten in je schrijfopdracht zitten. 
Elk onderdeel dat niet of niet goed in je tekst staat, kost je een punt.

  • Taalgebruik: 5 pnt
Met taalgebruik wordt bedoeld: formulering, spelling en interpunctie.

  •  Presentatie: 2 pnt
Je tekst moet overzichtelijk en volgens de afgesproken regels (=conventies) geschreven zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Zakelijke e-mail

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Artikel
  • Begin met een titel
  • Daarna een witregel
  • en dan... volgens de opdracht:

Slide 15 - Tekstslide

Titel Artikel

  • Inleiding
  • Kern
  • Slot


Naam
Klas




Slide 16 - Tekstslide

Zakelijke brief 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Overige tips schrijfopdrachten
  • De tekst moet uit minimaal 100 woorden bestaan. Anders krijg je geen punten voor  conventies. 
  • Haal zoveel mogelijk informatie uit de schrijfopdracht.
  • Schrijf zoveel mogelijk woorden over uit de schrijfopdracht.
    Hiermee beperk je het risico op taalfouten.  
  • Schrijf alleen in de opdracht wat er echt moet staan. Ga er niet zelf (teveel) informatie bij verzinnen. 
  • Houd je aan de opdracht.
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Maak de zinnen niet te lang.

Slide 19 - Tekstslide

Veelgemaakte spelfouten
  • huizermaat
  • na aanleiding van --> naar aanleiding van
  • Me/mijn, u/uw, jou/jouw
  • geen komma voor voegwoorden (want, maar, omdat)
  • geen komma tussen twee werkwoorden
  • daarintegen
  • getallen tot 20 in woorden voluit. Mijn vier klasgenoten....

Slide 20 - Tekstslide

Veelgemaakte spelfouten
  • ik ben opzoek naar een bijbaan --> op zoek
  • Wij wouden / ik wou --> Wij wilden, ik wilde 
  • werkwoordspelling: ik-vorm NOOIT met DT

Slide 21 - Tekstslide

En nu oefenen...

Maak examen 2021-I
Tekst 1-2-3-4
Schrijfopdracht


Slide 22 - Tekstslide