3.1 Koning en rijke burgers

Hoofdstuk 3: Op stoom 
 
3.1 Koning en rijke burgers 
Hoe werd Nederland een koninkrijk? Wat veranderde er door de grondwet van 1848?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Op stoom 
 
3.1 Koning en rijke burgers 
Hoe werd Nederland een koninkrijk? Wat veranderde er door de grondwet van 1848?

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kunnen jullie:
  • Vertellen hoe Nederland een koninkrijk werd.
  • Vertellen wie de koning werd en hoe het land bestuurd werd.
  • Vertellen wat de koning belangrijk vond voor het land.
  • Vertellen waarom België onafhankelijk werd.
  • Vertellen waarom de koning zijn macht verloor.


Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Herhalen vorig hoofdstuk 
  • 3.1 Koning en rijke burgers 
  • Opdracht gatentekst 
  • Controlevragen 
  • Zelfstandig werken 
  • Eventuele video 

Slide 3 - Tekstslide

Er komen herhalingsvragen aan
Pak je Chromebook!

Slide 4 - Tekstslide

De Bataafse Revolutie is gelukt met hulp van de ...?
A
Pruisen
B
Fransen
C
Engelsen
D
Spanjaarden

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer begon de Bataafse Revolutie?
A
1790
B
1795
C
1800
D
1805

Slide 6 - Quizvraag

Wie was Napoleon?
A
Een Franse priester die voor de derde stand opkwam
B
Een Franse soldaat die wereldberoemd werd door zijn krijgskunst
C
Een Franse generaal die de macht overnam in Frankrijk en keizer werd
D
Een Franse edelman die het oneens was met de koning

Slide 7 - Quizvraag

Bij de Bataafse Revolutie...
A
...kregen we een nieuwe grondwet.
B
...mocht iedereen meebeslissen.
C
...werd een Nederlandse koning afgezet.
D
...werden we geholpen door de Fransen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat veranderde er in de Bataafse Revolutie van 1795 NIET?
A
De Staten-Generaal hief zichzelf op
B
Er werd een verklaring van de rechten van de mens afgekondigd
C
Rijke burgers droegen hun macht over aan regenten
D
Willem V vluchtte naar Engeland

Slide 9 - Quizvraag

Wie waren de patriotten?
A
Mensen die voor de stadhouder waren.
B
Mensen die tegen de stadhouder waren.
C
Mensen die koning wilde worden.
D
Mensen die Napoleon goed vonden.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 11 - Quizvraag

Patriotten
A
Franse Revolutie
B
Bataafse revolutie

Slide 12 - Quizvraag

Einde vragen
Chromebook mag weg! Tafel leeg

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Koning Willem I
  • 1813 Napoleon definitief verslagen.
  • Voorkomen dat Frankrijk weer enorm machtig zou worden. 
  • Koopman koning  
  • Regeerde 'samen' met de volksvertegenwoordiging         
  • België 1830    

Slide 16 - Tekstslide

1830 

Slide 17 - Tekstslide

Koning Willem II
  • 1840
  • Te veel macht 
  • Liberalen 
  • Grondwet 1848 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

De koning verliest zijn macht
Wat stond er in de grondwet?
  1. Koning mag niks meer zelf beslissen, ministers besturen.
  2. Ministers moeten nieuwe wet laten goedkeuren door volksvertegenwoordiger.
  3. Er komen verkiezingen voor de tweede kamer en het provinciebestuur.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht gatentekst 
Wat ga je doen?
1. Op het blad zie je tienmaal een zin staan waar een woord is weggelaten.
2. Je gaat de ontbrekende woorden op de juiste plek invullen.
3. De ontbrekende woorden staan boven de zinnen, elk woord komt één keer voor.



timer
10:00
- Samenwerken? Ja, in tweetallen!
- Klaar? Top! Maken 3.1 

Slide 21 - Tekstslide

Er komen controlevragen aan!
Pak je Chromebook 

Slide 22 - Tekstslide

Uit welke landen bestond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland en Duitsland
B
Nederland, België en Duitsland
C
Nederland en België
D
Nederland, België en Luxenburg

Slide 23 - Quizvraag

Waarom wilde België onafhankelijk worden?
A
In het noorden spraken mensen Nederlands, in het zuiden Frans en Vlaams
B
De koning trok de Nederlanders voor
C
De meeste Belgen waren katholiek en de meeste Nederlanders protestant
D
De Belgen zeggen friet en de Nederlanders patat dat zorgde voor ruzie

Slide 24 - Quizvraag

Thorbecke was een:
A
Communist
B
Socialist
C
Man van adel
D
Liberaal

Slide 25 - Quizvraag

Wie is Thorbecke?
A
Thorbecke heeft de grondwet opgesteld.
B
Thorbecke is de koning.
C
Thorbecke is een arbeider in de fabriek.
D
Thorbecke is een confessioneel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is niet door Willem I gerealiseerd?
A
De Nederlandse-Handels maatschappij
B
Spoorlijnen in Noord-Holland
C
Kanalen in het Oosten van het land
D
De Nederlandse Bank

Slide 27 - Quizvraag

Wat was Willem I niet?
A
Kanalenkoning
B
Koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
C
Zoon van stadhouder Willem van Oranje
D
Koning van Frankrijk

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort niet bij Willem I?
A
Kanalen
B
Luchtvaart
C
Spoorwegen
D
Textielindustrie

Slide 29 - Quizvraag

Willem I was koning van
A
1800 - 1840
B
1815 - 1840
C
1789 - 1848
D
1840 - 1848

Slide 30 - Quizvraag

Waarom is Willem II bekend?
A
Hij werd in één nacht van conservatief liberaal
B
Hij was zowel conservatief als liberaal
C
Hij was zijn hele leven een liberaal
D
Hij was zijn hele leven een conservatief

Slide 31 - Quizvraag

Zelfstandig werken
timer
10:00
Rood: Stilte, geen vragen 
Oranje: Stilte, steek je hand op om vragen te stellen 
Groen: Rustig overleggen mag, hand opsteken om vragen te stellen
3.1 Koning en rijke burgers
p. 44 Leerboek 
p. 60 Werkboek 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video