Thema 11 Erfelijkheid

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Je erft eigenschappen van je ouders

1. Waar
2. Niet waar

Erfelijke eigenschappen liggen vast in je DNA

1. Waar
2. Niet waar

Je fenotype kun je niet veranderen

1. Waar
2. Niet waar

DNA ligt in de celwand van een cel

1. Waar
2. Niet waar

DNA ligt opgerold in chromosomen. Dit zijn lange, dunne draden.

1. Waar
2. Niet waar

Een chromosomenkaart laat zien welke chromosomenparen een organisme heeft

1. Waar
2. Niet waar

Een lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

1. Waar
2. Niet waar

Geslachtschromosomen bepalen of je een jongen of meisje bent

1. Waar
2. Niet waar

Een cel vermenigvuldigt zich door meiose

1. Waar
2. Niet waar

Mitose zorgt voor reductiedeling van geslachtscellen

1. Waar
2. Niet waar

Alle lichaamscellen van de mens bevatten 23 paar chromosomen

1. Waar
2. Niet waar

Hoeveel chromosomen bevat een geslachtscel voor meiose?

1. 46
2. 23

Een meisje heeft twee
X chromosomen

1. Waar
2. Niet waar