Woordenschat examenklas 5H

Periode 3/Laatste periode Nederlands 5 havo 
1. DT examenwoorden  (30 minuten, woordenlijst leren, weging 8)
2. Mondeling literatuur over 8 boeken (10-15 min, weging 12). Einde week> inplannen
3. SE3 leesvaardigheid oud-examen (120 min, weging 8, herkansbaar) 
Examentraining!!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Periode 3/Laatste periode Nederlands 5 havo 
1. DT examenwoorden  (30 minuten, woordenlijst leren, weging 8)
2. Mondeling literatuur over 8 boeken (10-15 min, weging 12). Einde week> inplannen
3. SE3 leesvaardigheid oud-examen (120 min, weging 8, herkansbaar) 
Examentraining!!

Slide 1 - Tekstslide

Elke les heb je vanaf nu bij je
1. Leesboek (we gaan veel lezen tussendoor)
2. Examenbundel Nederlands 

Twee keer vergeten= les inhalen 

Slide 2 - Tekstslide

Toets Examenwoorden 
DT examenwoorden en ww-spelling 
30 minuten (in de les) weging: 2
niet-herkansbaar. Woe 1 februari 
20 woorden, 8 vragen ww-spelling
Leerstof: woordenlijst (ook op Teams) 


Slide 3 - Tekstslide

Hoe goed is jouw huidige woordenschat? 
Korte quiz 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een synoniem voor het woord ambitieus
A
onopzettelijk
B
goed begrijpen
C
verstandig
D
ijverig

Slide 5 - Quizvraag

paal en perk stellen
A
alles rechtzetten
B
grenzen stellen
C
huis bouwen
D
iemand overtuigen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent 'muggenziften'?
A
een groot probleem hebben
B
op jacht gaan
C
zaniken
D
muggen en vliegen meppen

Slide 7 - Quizvraag

RECHTVAARDIGEN
A
verdedigen
B
aanvallen
C
goedpraten
D
goed praten

Slide 8 - Quizvraag

ZONDEBOK
A
iemand die zielig is
B
de aanstichter
C
de pestkop
D
iemand die de schuld krijgt

Slide 9 - Quizvraag

SUGGEREREN
A
fouten maken
B
beweren
C
voorstellen
D
adviseren

Slide 10 - Quizvraag

RELATIVEREN
A
iets oplossen
B
meer details toevoegen
C
iets afzwakken/betrekkelijk maken
D
iets van meerdere kanten laten zien

Slide 11 - Quizvraag

NUANCERING
A
De voornaamste kenmerken van een verschijnsel
B
Iets vertellen wat nog bewezen moet worden
C
Een bezwaar om een andere kant te laten zienh
D
Een standpunt iets afzwakken, door te laten zien dat er ook andere kanten zijn

Slide 12 - Quizvraag

Woordenschatcompetitie 
1.  De klas wordt verdeeld in de teams van vier leerlingen. 
2. Ik noem een woord uit de examenbundel
3. Als je de betekenis weet, steek je je vinger op
4. Het team dat als eerste het weet, steekt een vinger op. 
Betekenis goed? Jullie hebben een punt gewonnen. 

Het gaat om 10 woorden. 

Slide 13 - Tekstslide

Woordenschatspel 2 
Je vormt een drietal
Persoon A. vraagt naar een woordbetekenis
Persoon B. geeft antwoord 
Persoon C. geeft aan of het correct is. Als je denkt dat niet goed is, geef je een aanvulling of het correcte antwoord.
Persoon A.  bepaalt wie de meeste woorden goed heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschatspel 3 
  1. Vorm een duo
  2. Kies vijf woorden uit de begrippenlijst
  3. Leg deze uit door deze in een zin te gebruiken en (als dat lukt) een synoniem voor te gebruiken 

Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide