Listening 2: Present Perfect

The Present Perfect
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

The Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de Present Perfect er uit?
  • Have + voltooid deelwoord
  • I, you, we, they
  • Has + voltooid deelwoord
  • he, she, it
  • Regelmatig: hele werkwoord + ed
  • Onregelmatig: 3e vorm

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
He has won the lottery.
B
He have won the lottery.
C
He has win the lottery.
D
He have win the lottery.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
They have walked here.
B
They have walk here.
C
They has walk here.
D
They has walked here.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en ontkenningen
  • Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
  • Have you bought that dog yet?
  • Ontkenningen: zet not achter have of has
  • He has not won the lottery.

  • Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Has bought he a dog?
B
Has he a dog bought?
C
Has he bought a dog?
D
He has bought a dog?

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Won we the lottery?
B
Have won we the lottery?
C
Have the lottery we won?
D
Have we won the lottery?

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer Present Perfect?
De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:
  1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
  2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
  3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
  4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, latel, recently
Ezelsbrug = FYNE JAS

Slide 10 - Tekstslide

ezelsbrug = fyne jas
welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}
F staat voor = for
Y staat voor = yet
N staat voor = never
E staat voor = ever
J staat voor = just
A staat voor = already
S staat voor = since
Exercise 1
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes naar de present perfect

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Postman Pat (just - to deliver) the letters.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(you - to finish) your homework yet?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I (not - to be) in Paris before.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dylan (just - to steal) my pen!

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My parents (to buy) a dog.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(Jenske - ever - to go) to France?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Joris (not - to do) his homework yet.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Thomas (to be) in this class for two years.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mr. Chantrel (never / to listen) to me.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My parents (to watch) this show over 20 times.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She ___ (finish) her homework already.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

They ___ (visit) three countries this year.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___ (not see) that movie yet.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The kids ___ (just come) back from the park.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It ___ (rain) a lot this month.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


We ___ (know) each other since high school.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

He ___ (lose) his keys again.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___ (never eat) anything so delicious.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 2
Vertaal de zinnen naar het Engels. Maak gebruik van de present perfect

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor hoe lang woon jij hier al?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is jouw zus ooit naar Parijs geweest?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij hebben vijf jaar hier gewerkt.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder heeft hier sinds 2003 niet meer gewerkt.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze hebben het project succesvol afgemaakt. (to complete)

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De kat heeft een muis gevangen.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft zijn been gebroken.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben mijn wachtwoord vergeten.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We hebben een nieuwe auto gekocht.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies