TC A2 - 3.6, 3.7, 3.8

Er zitten twee koeien samen in bad. 
Zegt de ene tegen de andere: 
Het is toch niet gemakkelijk om die vlekken eraf te krijgen!”
donderdag 8 februari '24
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Er zitten twee koeien samen in bad. 
Zegt de ene tegen de andere: 
Het is toch niet gemakkelijk om die vlekken eraf te krijgen!”
donderdag 8 februari '24

Slide 1 - Tekstslide

blauwe woorden van 3.5
geachte
van tevoren
de gezondheid
verzetten 
de reactie

Slide 2 - Tekstslide


  • het onderzoek    
  • de onderzoeken

Slide 3 - Tekstslide


  • meten                    
  • de lengte              
  • de hoofdomtrek

Slide 4 - Tekstslide


  • wegen           
  • het gewicht 

Slide 5 - Tekstslide


  • de prik                
  • de vaccinatie  

Slide 6 - Tekstslide


  • de ontwikkeling            
  • hij/zij  ontwikkelt zich

Slide 7 - Tekstslide

  • huilen                
  • ik huil                 
  • jij huilt               
  • hij/zij huilt       

Slide 8 - Tekstslide


  • de lijst                              
  • de lijsten                         
  • de vragenlijst                

Slide 9 - Tekstslide

Dictee

Slide 10 - Tekstslide

Zin 1

Slide 11 - Open vraag

Zin 2

Slide 12 - Open vraag

Zin 3

Slide 13 - Open vraag

Zin 4

Slide 14 - Open vraag

Zin 5

Slide 15 - Open vraag

Zin 6

Slide 16 - Open vraag

Zin 7

Slide 17 - Open vraag

Zin 8

Slide 18 - Open vraag

3.6 Scheidbare werkwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woordje.

schoonmaken = schoon + maken 
aankomen = aan + komen
nadenken = na + denken

Slide 20 - Tekstslide

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat. Dan het werkwoord wat je aan aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik                 maak      de keuken         schoon.
De trein   komt        om 10:00 uur   aan.
Wij             denken   eerst                    na

Slide 21 - Tekstslide

Twee werkwoorden in de zin?
Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 22 - Tekstslide

Wat doe je na het eten?
(borden - afwassen)

Slide 23 - Open vraag

Wat doet een docent na het werk?
(toets - nakijken)

Slide 24 - Open vraag

Wat doen mensen in hun vakantie?
(uitrusten)

Slide 25 - Open vraag

Wat doe je als een Nederlands woord niet kent? (opzoeken)

Slide 26 - Open vraag

Wat doe je als de telefoon gaat?
(opnemen)

Slide 27 - Open vraag

Wat doe je met een schilderij?
(ophangen)

Slide 28 - Open vraag

Wat doe je als je naar buiten gaat?
(??? - aantrekken)

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de goede vorm van de werkwoorden
Scheidbare
werkwoorden

Slide 30 - Tekstslide

3.7 Berichten voor docenten
58 Bespreek
59 Lees de tekst
Blauwe woorden bespreken
60 Beantwoord de vragen
61 en 62 maken

Slide 31 - Tekstslide

Opdrachten maken
63 luister naar de computer en schrijf op
64 t/m 67 zelf maken
68 Wat hoor je? Luisteropdracht
68 Werkblad 3.7

Slide 32 - Tekstslide

Toms droom

Tom kan heel goed voetballen. Zijn vriend zegt dat hij de beste van hun team is. Hij denkt dat Tom na de zomervakantie in het eerste team gaat spelen.  
Op een woensdagmiddag staat de trainer van het eerste bij de kleedkamer te wachten. Hij vraagt Tom of hij wel eens over een voetbalcarrière droomt...

Slide 33 - Tekstslide

Wat valt je op? Let op de werkwoorden
  • Zijn vriend zegt dat      hij de beste van hun team is.
  • Hij denkt dat      Tom in het eerste team gaat spelen.
  • De trainer vraagt of      Tom wel eens over en voetbalcarrière droomt.

Waar staan de werkwoorden
Waar staat de wie/wat?

Slide 34 - Tekstslide

Waar staan de werkwoorden?
Zijn vriend zegt dat     hij   de beste van hun team   is.
Hij denkt dat     Tom   in het eerste team   gaat spelen.
De trainer vraagt of    Tom   wel eens over en voetbalcarrière droomt
Dus... waar staan de werkwoorden na   - hij zegt dat ....
                                                                                 - hij denkt dat ....
        op de laatste plaats!                              - hij vraagt of ....

Slide 35 - Tekstslide

3.8 Hij zegt dat ... - Hij vraagt of ...
70





Slide 36 - Tekstslide

70. Kijk naar de video

Slide 37 - Tekstslide

Ik moet rennen, omdat ik te laat ben
Deze lange zin bestaat uit 2 zinnen:
Ik moet rennen.       en       Ik ben te laat.
Na omdat verandert de zin: wie/wat  staat vooraan en het werkwoord komt achteraan in de zin.
Ik moet rennen, omdat ik te laat ben.

Dat gebeurt ook bij als . Kijk maar:
Hij gaat zijn rijbewijs halen, als  hij   18 jaar   is.

Slide 38 - Tekstslide

opdrachten maken
opdr 71
opdr 72
opdr 73
opdr 74

Slide 39 - Tekstslide

KAHOOT

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link

Wie er niet was: 
- 3.6
- 3.7
- 3.8 

helemaal maken --> boek en computer!

Slide 42 - Tekstslide

Kun je nu zelf zinnen met een scheidbaar werkwoord bedenken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll