5.2: avoir

Cours du 19 octobre
persoonlijk voornaamwoord, avoir


VIFE : Fenna Visser
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cours du 19 octobre
persoonlijk voornaamwoord, avoir


VIFE : Fenna Visser

Slide 1 - Tekstslide

Welke dag is het in het Frans?
Planning
  • Magister
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Avoir

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Magister
  • Aanwezig
  • Op tijd
  • Boeken mee
  • Huiswerk gemaakt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsstof
Wat heb ik nodig op de toets?
  • Chapitre 1: vocabulaire ABEF, phrases-clés CG, nombres 0-20
  • Chapitre 1: grammaire lidwoord, persoonlijk voornaamwoord, werkwoord avoir
  • Lire: je gaat een leesoefening doen op de toets
  • Écouter: je gaat een luisteroefening doen in de les na de toets

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)
Wie is de persoon die iets doet?
  1. Hij veegt het lokaal schoon.
  2. Zij willen graag snoep.
  3. Jullie doen goed mee.
  4. Ik kijk naar buiten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)
Wie is de persoon die iets doet?
  1. Elle regarde la vidéo.                       (regarder = kijken)
  2. Nous lisons le texte.                        (lire = lezen) 
  3. Elles parlent.
  4. Je m'appelle Theo.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)
Luister eens welke vorm je hoort: ex. 30d


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Avoir (p. 49)
  • Wat betekent het werkwoord 'avoir'?
  • Welke vorm uit het groene blok herken je?
  • Wat betekent: 'j'ai' ook alweer?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Avoir (p. 49)
Lena is jarig vandaag.                                             
  • Il / Elle a 13 ans.
Jan en Kees hebben een huisdier.            
  • Ils / Elles ont un chien.
Piet en Lisa kijken op hun telefoon.
  • Ils / Elles ont un message.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Avoir (p. 49)
  • Faire (= maken): ex. 31cde, 32, 33a
  • Aide (= hulp): grammaire p. 48-49, vocabulaire ABEF
  • Fini? (= klaar): ex. 31f, rijtje 'avoir' in je schrift schrijven
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Devoirs
  • Apprendre (=leren): rijtje 'avoir' (p. 55)
  • Faire (=maken): ex. 31cde, 32, 33a

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertalen
Schrijf de vertaling in je schrift
  1. Hij heeft een vader.
  2. Wij hebben een tante.
  3. Ik heb een foto.
  4. Zij hebben een tuin.
  5. De tekening is grappig.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies