H2 Geld genoeg, 2.3 Geld moet rollen (Pincode 7e editie)

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.3 Geld moet rollen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.3 Geld moet rollen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?


  1. Herhalen Theorie 2.2 Houd jij het overzicht? 
  2. Theorie 2.3 Geld moet rollen
  3. Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen 2.2
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je een begroting opstellen. √
  • Kun je drie manieren noemen om een begrotingstekort op te lossen. √
  • Kun je een maandelijkse reservering berekenen. √
  • Kun je de kilometerprijs van een auto berekenen. √




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Als je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven heb je een begrotingsoverschot
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Door te zorgen voor meer inkomen, kun je je begrotingstekort oplossen.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Annet denkt dat haar auto over 3 jaar vervangen moet worden. Ze wil voor een andere tweedehands auto €3.600 uitgeven. Hoeveel moet zij per maand aan de kant leggen om dit te kunnen betalen?
A
€360
B
€300
C
€150
D
€100

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Annet denkt dat haar auto over 3 jaar vervangen moet worden. Ze wil voor een andere tweedehands auto €3.600 uitgeven. Hoeveel moet zij per maand aan de kant leggen om dit te kunnen betalen?
A
€360
B
€300
C
€150
D
€100

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3
Lesdoelen:

Aan het eind van de les:

  • Je kunt de drie geldfuncties herkennen en beschrijven. 
  • Je kunt veelgebruikte manieren van betalen noemen en een nieuw saldo berekenen.
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen. 
  • Je kunt rente berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van geld
Je kunt geld op drie manieren gebruiken.

Deze geldfuncties zijn:
  • Ruilmiddel; als je iets koopt
  • Spaarmiddel; als je geld opzij zet voor later
  • Rekenmiddel; als je de waarde vaststelt van iets

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronisch betalen
Betalen kan op 2 manieren:
1. contant; muntgeld en papiergeld
2. elektronisch
  • contactloos met pinpas, telefoon of smartwatch
  • online overmaken (bank-app, iDEAL, Tikkie)
  • creditcard

Elektronisch betalen is veiliger, schoner, makkelijker dan betalen met contant geld.

Saldo = het bedrag op je bankrekening.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saldo berekenen
saldo hoger dan € 0 is een tegoed of positief saldo.
saldo lager dan € 0, is een tekort of negatief saldo. Je staat dan rood

Berekenen van een nieuw saldo:


Bekijk het rekeningoverzicht op de telefoon.
  1. Wat is het saldo op dit moment? € 2.452,20
  2. Reken terug naar het saldo op 24 maart.
  3. € 2.452,20 + € 4,75 + € 9,20 = € 2.466,15






Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen om te sparen
Spaarmotieven zijn redenen om te sparen.

  • Sparen voor een doel: om na een tijd iets duurs te kunnen kopen.

  • Sparen uit voorzorg: om onverwachte uitgaven te kunnen betalen.

  • Sparen voor de rente: als de rente heel laag is, zullen nog maar weinig mensen om die reden sparen.




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente
Over je spaargeld ontvang je rente.
De rente op je spaarrekening is afhankelijk van:
  • het rentepercentage
  • de hoogte van het spaarbedrag
  • het aantal maanden of jaren dat je spaart


De rente wordt uitgedrukt in procenten per jaar.

Op een spaardeposito zet je je geld langere tijd vast tegen een vaste rente.





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente berekenen
De rente op een spaardeposito bereken je zo: (let op anders dan in boek!)

Gebruik een verhoudingstabel!

Voorbeeld:
Je opent een spaardeposito voor drie jaar.  Je spaart € 7.000. De rente is 1,6%.

  1. Bereken de rente in een jaar: € 7.000 : 100 x 1,6 = € 112
  2. Bereken de rente na drie jaar: €7.000 : 100 x 1,6 x 3 = € 336










Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 11 op blz 50 t/m 53. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 15 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 1a eigen antwoord
  • 1b eigen antwoord
  • 2.1 ruilmiddel
  • 2.2 spaarmiddel
  • 2.3 rekenmiddel
  • 2.4 ruilmiddel
  • 3.1 spaarmiddel
  • 3.2 rekenmiddel
  • 3.3 ruilmiddel
  • 4 contactloos met je telefoon, met een creditcard, met iDEAL, met je pinpas

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 5 € 20 + € 260 – € 95 – € 7,50 = € 177,50. Dit is een tegoed
  • 6 € 40,35 + € 95,50 – € 90 – € 2,75 – € 45 = – € 1,90. Dit is een tekort. Je staat rood
  • 7.1 voor een doel
  • 7.2 uit voorzorg
  • 7.3 voor de rente
  • 8 sparen voor ene doel
  • 9a Sparen voor de rente.
  • 9b Bijvoorbeeld: Het is altijd prettig om geld achter de hand te hebben voor onverwachte uitgaven, of om later iets duurs te kunnen kopen.
  • 10 Een spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 11a.1 €7.500 : 100 x 1,4 = €105
  • 11a.2 €105 x 2 = €210 
  • 11b.1 €12.500 : 100 x 1,7 x 2 = €425
  • 11b.2  €12.500 : 100 x 1,7 x 5 = €1.062,50

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten 2.3
Lesdoelen:

Nu:
  • Je kunt de drie geldfuncties herkennen en beschrijven. √
  • Je kunt veelgebruikte manieren van betalen noemen en een nieuw saldo berekenen. √
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen. √
  • Je kunt rente berekenen. √




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies