TL3 DUITS: haben, sein, werden OTT

Grammatik
Haben, sein en werden

tegenwoordige tijd
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatik
Haben, sein en werden

tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Doel:


Ik kan de werkwoorden haben, sein, werden vervoegen in de TT


Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
haben, sein, werden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Naast "zullen" heeft werden NOG een betekenis. Welke?

Slide 7 - Open vraag

Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist

Slide 8 - Quizvraag

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 9 - Quizvraag

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
habt
D
haben

Slide 10 - Quizvraag

Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 11 - Quizvraag

Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist

Slide 12 - Quizvraag

Ich ... etwas gemacht (haben)
A
haben
B
habe
C
habt
D
hat

Slide 13 - Quizvraag

haben of sein?
kies een vorm van haben of sein

Slide 14 - Tekstslide

............... du Zeit für mich?

Slide 15 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 16 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 17 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 18 - Open vraag

Johann, wo...............du?

Slide 19 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 20 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 21 - Open vraag

Jetzt kommt:
werden

Slide 22 - Tekstslide

Welke 2 betekenissen heeft
werden?

Slide 23 - Open vraag

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde

Slide 24 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid

Slide 25 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 26 - Quizvraag


.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 27 - Quizvraag

Evaluatie

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan de werkwoorden haben/sein/werden vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Vragen?
Kom in DAL langs :)

Slide 30 - Tekstslide