Ec. bekeken 4TL: 2.2

Hoofdstuk 2
Werkloos
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Werkloos

Slide 1 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 2 - Tekstslide

H2.2: een ruime arbeidsmarkt
doel: 
Je leert vandaag verschillende soorten van werkloosheid

Slide 3 - Tekstslide

Waardoor kun je werkloos worden?

Slide 4 - Woordweb

2

Slide 5 - Video

5 soorten werkloosheid
  • Regionale werkloosheid
  • Seizoenswerkloosheid
  • Structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid 
  • Conjuncturele werkloosheid (paragraaf 2.4)

Slide 6 - Tekstslide

03:28
Het is winter en een strandtent heeft op het moment geen personeel nodig. Wat voor soort werkloosheid hoort hierbij?
A
Regionale werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 7 - Quizvraag

03:28
Wanneer de mens wordt overgenomen door machines noemen we dit ...werkloosheid
A
Frictie
B
Structureel
C
Machinale
D
Conjuncturele

Slide 8 - Quizvraag

Gevolgen werkloosheid
  • Je verliest een deel van je inkomen.
  • Je mist contacten.
  • Onzekerheid / nutteloos gevoel.
  • Bij hoge werkloosheid sociale onrust in het land.
  • Minder inkomsten voor de overheid (minder belasting).
  • Meer kosten voor de overheid (uitkeringen).

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat werkgelegenheid?
Als bedrijven: 
  • meer exporteren (verbeteren concurrentiepositie, meer personeel nodig); 
  • investeringen doen (meer personeel nodig). 
Als consumenten: 
  • meer besteden (leidt tot meer productie en dus is meer personeel nodig). 
Als de overheid: 
  • de belasting verlaagt (zodat er meer bestedingen komen); 
  • zelf meer gaat besteden.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe komt dit terug op het examen? voorbeeldvragen
1. Hoe heet de werkloosheid die ontstaat doordat de bestedingen van mensen afnemen?

A conjuncturele werkloosheid
B frictiewerkloosheid
C geregistreerde werkloosheid
D structurele werkloosheid
E verborgen werkloosheid

Slide 11 - Tekstslide

Begin oktober 2014 berichtten kranten in Nederland over de gevolgen van de komst van robots voor onze economie. Vooral in de industrie zijn productierobots enorm in opkomst. Economen vrezen dat deze technologische vooruitgang leidt tot grotere werkloosheid onder mbo- en lager opgeleiden. Welk soort werkloosheid neemt toe door het gebruik van robots en waarom?
   
A conjuncturele werkloosheid, want het is een verandering aan de aanbodkant van de economie
B conjuncturele werkloosheid, want het is een verandering aan de vraagkant van de economie
C structurele werkloosheid, want het is een verandering aan de aanbodkant van de economie
D structurele werkloosheid, want het is een verandering aan de vraagkant van de economie

Slide 12 - Tekstslide

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictie werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
frictiewerkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer je een bepaalde periode in het jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid
B
seizoenswerkloosheid
C
verborgen werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Welke soorten werkloosheid zijn er? Probeer ze allemaal te noemen.

Slide 17 - Open vraag

Aan de slag
Maak van H2.2
  • Opdracht 7 t/m 10 en 12 en 13 
    (Dus NIET maken: opdracht 6 en 11) 

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Tekstslide