1kgt/bk unit 5 lesson 2

Birthdays!    unit 5 lesson 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Birthdays!    unit 5 lesson 2

Slide 1 - Tekstslide

Storytime! 
Kies 5 woorden uit de woordenlijst van lesson 2 en maak een kort verhaaltje met die woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Share a sentence from your story

Slide 4 - Woordweb

Grammatica

Slide 5 - Tekstslide

Imperative

Slide 6 - Tekstslide

Watch out!
Sit down.
Be quiet, please.
Close the door on your way in.
Clean your room. 
Listen to me, please.
Make up your mind!
Bring me the mail.
Take the first street left.
Don't speak so loudly.
Don't be late!
Don't stay up.
Don't take my bike to school.
Don't put bag there!
Don't do that!
Don't make me angry!
Don't work so late.
Don't buy plastic bags.

Slide 7 - Tekstslide

this/that/these/those

Slide 8 - Tekstslide

This, That, These, Those

Slide 9 - Tekstslide

this/that/these/those
this
1 ding, dichtbij
that
1 ding, ver weg
these
meerdere dingen, dichtbij
those
meerdere dingen, ver weg

Slide 10 - Tekstslide

this, that, these or those?
Could you give me ... papers?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quizvraag

Use: this, these, that, those:

I want .... games over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 12 - Quizvraag

Complete the sentence with this/that/these/those.

___________ are my children.
A
That
B
These
C
This
D
Those

Slide 13 - Quizvraag

this, that, these or those?
... sweater I am wearing is very comfortable.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 14 - Quizvraag

Complete the sentence with this/that/these/those:

Look at _________ man!
A
that
B
these
C
those
D
this

Slide 15 - Quizvraag

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 16 - Quizvraag

this,that,these,those
I prefer __ shoes here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 17 - Quizvraag

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 18 - Quizvraag


A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 19 - Quizvraag

Meervouden  (plurals)
  • Jacket
  • Jackets
  • Shoe
  • Shoes

  • In het Engels zet je zelfstandige naamwoorden in het meervoud door er een -s aan vast te zetten.

Slide 20 - Tekstslide

Meervouden (plurals)
  • bus
  • buses
  • hero
  • heroes

  • Woorden die op een -s klank en veel woorden die op een -o eindigen, krijgen in het meervoud -es aan het woord vast.

Slide 21 - Tekstslide

Meervoud (plurals)
Soms veranderd de spelling. Woorden die eindigen op een medeklinker + y, krijgen in het meervoud -ies
         
hobby  =    hobbies

boy = boys

Slide 22 - Tekstslide


A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 23 - Quizvraag


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 24 - Quizvraag


A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkys

Slide 25 - Quizvraag


A
Butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 26 - Quizvraag


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 27 - Quizvraag