Paragraaf 4 Huren of kopen

Programma
Herhaling paragraaf 4.3
Huiswerk gemaakt paragraaf 4.3
Uitleg en maken paragraaf 4.4
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling paragraaf 4.3
Huiswerk gemaakt paragraaf 4.3
Uitleg en maken paragraaf 4.4

Slide 1 - Tekstslide

Hypothecaire lening
Lineaire hypotheek en annuïteitenhypotheek

Slide 2 - Tekstslide

Wat is onjuist over een hypotheek?
A
Het huis is onderpand van de bank.
B
Een hypotheek heeft vaak een looptijd van 30 jaar.
C
Als je een huis koopt is dat huis van jou.
D
Je kunt een gedeelte van je hypotheekrente terug krijgen via de belastingdienst.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een annuïteiten hypotheek?
A
Hierbij betaal je elke maand bij gelijkblijvende rente hetzelfde bedrag.
B
Een onzekere en gevaarlijke beleggingshypotheek.
C
Annuïteiten zijn een soort bitcoins.
D
Annuïteiten bestaan niet.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een lineaire hypotheek?
A
Je betaalt ieder jaar hetzelfde bedrag aan aflossing. De rente wordt steeds minder
B
C
Je betaalt iedere maand hetzelfde bedrag aan aflossing en rente
D
Je gaat ieder jaar steeds meer betalen aan rente en aflossing.

Slide 5 - Quizvraag

Er zijn verschillende hypotheekvormen. Patrick heeft een hypotheek waarbij de rente en aflossing elk jaar samen hetzelfde bedrag zijn, zoals is weergegeven in de grafiek.

Welke bewering over zijn hypotheeklasten is juist?
A
De rente is: elk jaar meer De aflossing is: elk jaar evenveel
B
De rente is: elk jaar meer De aflossing is: elk jaar minder
C
De rente is: elk jaar minder De aflossing is: elk jaar evenveel
D
De rente is: elk jaar minder De aflossing is: elk jaar meer

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke hypotheekvorm los je elke maand hetzelfde bedrag af?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteitenhypotheek

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen huren en kopen van een huis

Slide 8 - Tekstslide

Huren of kopen
Wie zou een woning kopen en waarom?
Wie zou een woning huren en waarom?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Woonhuis kopen of huren?
Kopen: eigendom, na afbetaling hypotheeklening is de woning van jou.

Huren: geen zorgen, groot onderhoud door eigenaar, geen risico waardedaling, korte opzegtermijn.

Slide 11 - Tekstslide

De netto woonlasten bestaan uit:
  • rente en aflossing van de     hypotheek 
  • onderhoudskosten
  • opstal verzekering
  • belasting vanwege bezit woning ( onroerend zaak belasting)

Slide 12 - Tekstslide

Geld voor de gemeente
De ozb is een belasting die gemeenten opleggen aan huiseigenaren. Op eigendom van grond. Je betaalt deze dus alleen als je grond, een woning of een bedrijfspand hebt.

Huurders zijn geen eigenaar die hoeven dit dus niet te betalen.

Om de ozb te berekenen hebben gemeentes de waarde van het eigendom nodig daarom laten ze het taxeren (op waarde schatten).

Deze waarde heet de WOZ-waarde

Slide 13 - Tekstslide

OZB berekenen 
Voorbeeld:
WOZ - waarde: € 290.000 ( getaxeerde waarde woning door gemeente)
OZB: 0,1507% van de WOZ waarde.

Formule: WOZ : 100 X percentage
€ 290.000: 100 x 0,1507 = € 437,03

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Huurders
lasten - huurstijging

voordeel- sommige huurders hebben recht op huurtoeslag

Slide 16 - Tekstslide

Huiseigenaren lopen risico
  • waardedaling huis
  • hypotheekrente stijgt
kan ook andersom voordeel
  • waarde huis stijgt
  • hypotheekrente daalt

Slide 17 - Tekstslide

Huren of kopen, zelfde vraag.
Wie zou een woning kopen en waarom?
Wie zou een woning huren en waarom?


Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen huren en kopen van een huis

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Maken paragraaf 4.4 

Slide 20 - Tekstslide