Herhaling NG Grammatica Zinsdelen

Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Tom mocht van zijn moeder schoenen met stalen neuzen kopen.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
1 / 9
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 9 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Tom mocht van zijn moeder schoenen met stalen neuzen kopen.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 1 - Open vraag

Gezegde
Het gezegde wat het onderwerp doet of is.
Werkwoordelijk gezegde --> alle werkwoorden in de zin, zit alleen in zinnen waar het onderwerp iets doet.

- Hij is gelukkig --> het onderwerp (hij) doet niet iets, hij ís iets.
NG: is [gelukkig]

Naamwoordelijk gezegde
Zegt wat het onderwerp is (of wordt/blijft).
Bestaat uit werkwoorden (werkwoordelijk deel)
+ antwoord op de vraag:
Wat+PV+OW+overige ww --> naamwoordelijk deel


Slide 2 - Tekstslide

zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Het meisje houdt van zand.
Deze tas draag ik op mijn rug.
Gisteren was Stewie weer boos.

Slide 3 - Sleepvraag

 H4 grammatica zinsdelen
Voorbeeld
Robs jongere zus / blijkt / een goede volleybalster / te zijn.
PV: Blijkt
OW: Robs jongere zus
Overige ww: blijkt te zijn.
Zie je wat het onderwerp doet? Nee! Het onderwerp ís iets (onduidelijke ww)
Wat blijkt Robs jongere zus te zijn? Een goede volleybalster.
NG: blijkt [een goede volleybalster] te zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Biologie is een fijn vak.
Benoem het zinsdeel 'is een fijn vak'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 5 - Sleepvraag

Hij kan verkeerd gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 6 - Sleepvraag

 H4 grammatica zinsdelen
In een zin zit dus 
een werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
óf
een naamwoordelijk gezegde:
ww + antwoord op de vraag: Wat+PV+OW+overige ww
Het naamwoordelijk deel noteer je [tussen vierkante haken]

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht deze les
- NL Online 
H1 + H2 'extra opdracht' maken

Klaar?
 - Trainen (rechterkolom) grammatica zinsdelen

Slide 8 - Tekstslide

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.

Slide 9 - Sleepvraag