7 onjuist begrenzen: 7.1 losstaand zinsgedeelte, 7.2 zinnen aan elkaar plakken
8 onjuiste inversie
9 geen symmetrie
Slide 4 - Tekstslide
Slechts een kleine minderheid van de werknemers waren tevreden over de loonafspraken.
A
Contaminatie
B
Incongruentie
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Pleonasme
Slide 5 - Quizvraag
uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen). Als het ow mv is, moet de pv ook in het mv staan (en vice versa).
De media (=mv) vertellen niet altijd de waarheid.
De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.
Slide 6 - Tekstslide
Ik weet zeker dat als ik een nieuwe telefoon krijg, ik super blij zal zijn.
A
Onjuiste herhaling
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
dat/ als-constructie
Slide 7 - Quizvraag
uitleg: dat/als-constructie
We vinden het niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Bovendien is het duidelijker als de bijzin niet 'tussengeschoven is, maar achteraan staat. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin
Slide 8 - Tekstslide
De generaal vertelde dat in iedere vaste standaarduitrusting een zakmes verpakt zit.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 9 - Quizvraag
uitleg: tautologie/pleonasme
Tautologie: Er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
= altijd en eeuwig
Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.
= ronde cirkel
Slide 10 - Tekstslide
Aan dat gepraat over wat je gaat doen in de zomervakantie heb ik een hekel aan.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Pleonasme
D
Contaminatie
Slide 11 - Quizvraag
Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij
Slide 12 - Quizvraag
uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
het woordgeslacht (m/v/o/mv-de/het/zijn/haar)
hen / hun
het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
verschil in zaken / personen (die/wie)
Slide 13 - Tekstslide
De vrouw werd met haar vraag van het kastje in het riet gestuurd.
A
Pleonasme
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 14 - Quizvraag
uitleg: contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte vermengd.
Tijdens de crisis komt er heel wat op je pad af.
er komt iets op je af of
er komt iets op je pad
Slide 15 - Tekstslide
Na het uitbreken van de brand waren zowel de politie als de brandweer snel ter plaatse.
A
Incongruentie
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed
Slide 16 - Quizvraag
Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet aan de schoolmusical je extra studiepunten krijgt?
A
Contaminatie
B
tautologie
C
dat/als-construstie
D
Goed
Slide 17 - Quizvraag
Connie denkt dat er niks mis kan gaan, omdat ze haar leerwerk van tevoren goed heeft gepland.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 18 - Quizvraag
Lisa zei tegen Mieke dat ze haar tas in haar kluisje had laten liggen.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Dat/ als-constructie
D
Goed
Slide 19 - Quizvraag
De vereniging stuurde een brief naar zijn leden om te vertellen dat het seizoen was afgelast.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed
Slide 20 - Quizvraag
Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat
Slide 21 - Quizvraag
uitleg: verwijzen
Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord
wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap (mooiste/beste/grootste)
... een onbepaald voornaamwoord (enige, iets, niets, alles)
... een hele zin
Slide 22 - Tekstslide
Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die
Slide 23 - Quizvraag
Je moet in deze laatste periode voorkomen dat je geen onvoldoendes haalt!
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 24 - Quizvraag
Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei. ... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen
Slide 25 - Quizvraag
Is het correct om met zij in het meervoud naar zaken te verwijzen: Je spullen. Zij liggen in de kast?
Antwoord
Nee. In het meervoud kan zij alleen naar personen verwijzen. Naar niet-personen kan alleen worden verwezen met de onbeklemtoonde vorm ze of met het beklemtoonde die.
Slide 26 - Tekstslide
Het nieuwe boek van Tommy Wieringa is erg goed, maar die boeken van Arnon Grunberg niet.
A
Dubbele ontkenning
B
Incongruentie
C
Goed
D
onduidelijk verwijzen
Slide 27 - Quizvraag
Is deze quiz al reeds voorbij?
A
Ja
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 28 - Quizvraag
einde
Slide 29 - Tekstslide
uitleg: samentrekking
Je mag alleen onderdelen samentrekken met dezelfde:
vorm /getal (ev/mv)
betekenis (laten vs uitlaten)
grammaticale functie (ow/lv, hww/zww)
Slide 30 - Tekstslide
uitleg: foutief beknopte bijzin
De beknopte bijzin is fout als het samengetrokken onderwerp uit de bijzin niet hetzelfde onderwerp is als het onderwerp uit de hoofdzin. Bijvoorbeeld:
Zingend werden de aardappelen geschild.
Wat is het onderwerp uit de hoofdzin? de aardappelen
Wat is het onderwerp uit de beknopte bijzin? hij/zij?
Is dit hetzelfde? Ja -> Goed / Nee -> Fout
Slide 31 - Tekstslide
Die dozen worden morgen opgehaald en naar de stort gebracht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quizvraag
Kijkend uit het raam viel er een grote vogel van het dak.
A
Onjuiste herhaling
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed
Slide 33 - Quizvraag
De koekjes waren knapperig en de taart zacht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Paul is ziek en naar huis gegaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Wat is onjuist begrenzen?
Slide 37 - Open vraag
Wat is onjuiste inversie?
Slide 38 - Open vraag
onjuiste inversie
Standaardvolgorde (ow+pv) of inversievolgorde (pv+ow)?
Inversie (pv voor ow) mag alleen als:
- De zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
- De zin een vraagzin is.
- De zin begint met een bijzin.
Slide 39 - Tekstslide
Luid zingend bezorgde de kerstman de cadeautjes.
A
Onjuiste beknopte bijzin
B
Foutieve samentrekking
C
Incongruentie
D
Goed
Slide 40 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van 'geen symmetrie'.
Slide 41 - Open vraag
Ik liet de honden uit en mijn sleutels vallen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 42 - Quizvraag
geen symmetrie
Als iets symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen gelijk. Dat geldt ook voor de taal: als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.