In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
15.4 Consumptie C bevindt zich in ...
A
afnemende laagconjunctuur
B
afnemende hoogconjunctuur
C
toenemende laagconjunctuur
D
toenemende hoogconjunctuur
Slide 1 - Quizvraag
15.5bc De inflatie is veroorzaakt door ...
A
de bestedingen
B
het consumentenvertrouwen
C
beide
Slide 2 - Quizvraag
15.5d De werkloosheid is ...
A
gedaald met 3%
B
gedaald met 2%
C
gestegen met 2%
D
gestegen met 3%
Slide 3 - Quizvraag
6 Vwo Economie par. 15.2 en 15.4
Slide 4 - Tekstslide
John Maynard Keynes:
The General Theory of Employment, Interest and Money
Economische activiteit wordt op korte termijn bepaald door de omvang van de bestedingen ( conjunctuurbeweging )
Slide 5 - Tekstslide
Effectieve Vraag: de vraag naar goederen en diensten vanuit de bestedingen van huishoudens, ondernemingen, overheid en per saldo uit het buitenland
EV = C + I + O + E - M
Vereenvoudigde versie model zonder buitenland
EV = C + I + O
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel heeft een Nederlands gezin nodig per maand om alle noodzakelijke goederen te kunnen kopen? ( afronden op € 100,- )
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel procent belasting betaalt de Nederlander gemiddeld? ( afronden op 5% )
Slide 8 - Open vraag
Hoeveel procent van het netto inkomen geeft de Nederlander gemiddeld uit? ( afronden op 5% )
Slide 9 - Open vraag
C
Co = Autonome consumptie
( Y - B ) = Besteedbaar inkomen
c = Marginale consumptiequote
C = c x ( Y - B ) + Co
Slide 10 - Tekstslide
B
B is een saldo grootheid.
Belasting en premies van huishoudens naar collectieve sector
Uitkeringen en toeslagen van collectieve huishoudens naar huishoudens
B = b x Y
C = c x ( Y - bY ) + Co
Slide 11 - Tekstslide
S
Y = C + B + S
Na aftrek belastingen nog 2 mogelijkheden:
consumeren en sparen
c + s = 1
S = s x ( Y - B ) - Co
Slide 12 - Tekstslide
I en O
I = Io
O = Oo
Slide 13 - Tekstslide
Y
Y = c x ( Y - B ) + Co + Io + Oo
Y = c x ( Y - bY ) + Co + Io + Oo
bijv.:
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 140
Slide 14 - Tekstslide
Y
Keynesiaans kruis
Y = EV
45 graden lijn
Y = EV
levert evenwichtsinkomen
Slide 15 - Tekstslide
Y
bijv.:
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 140
Y = 0,75Y - 0,15Y + 320
Y = 0,6Y + 320
0,4Y = 320
Y = 800
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
In tijden van laagconjunctuur betekent anticyclisch begrotingsbeleid dat de overheid de belastingen zal gaan ...(1) en de overheidsbestedingen zal gaan ...(2)
A
1 verlagen
2 verlagen
B
1 verlagen
2 verhogen
C
1 verhogen
2 verlagen
D
1 verhogen
2 verhogen
Slide 18 - Quizvraag
Extra bouwproject wegen overheid ( 40 miljoen )
---> Meer werknemers bouwsector
---> Extra inkomen bouwsector
---> Extra bestedingen in winkels / horeca / etc.
---> Meer werknemers in winkels / horeca / etc.
---> Extra bestedingen
---> Toename Y met ...?
Slide 19 - Tekstslide
Oo stijgt --> Y stijgt --> C stijgt --> Y stijgt --> C stijgt ....
Multipliereffect
Dit effect gaat niet oneindig door
Deel extra inkomen gaat naar belastingen en sparen
Belastinglek en Spaarlek
Slide 20 - Tekstslide
Hoe hoger de marginale belastingquote, hoe ... het multipliereffect
A
kleiner
B
groter
Slide 21 - Quizvraag
Multiplier
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 140
Y = 0,75Y - 0,15Y + 320
Y = 0,6Y + 320
0,4Y = 320
Y = 1/0,4 x 320
Y = 2,5 x 320 = 800
Multiplier = 1/0,4 = 2,5
Slide 22 - Tekstslide
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 140
Y = 0,75Y - 0,15Y + 320
Y = 0,6Y + 320
0,4Y = 320
Y = 1/0,4 x 320
Y = 2,5 x 320 = 800
Multiplier = 1/0,4 = 2,5
Stel O stijgt met 40
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 180
Y = 0,75Y - 0,15Y + 360
Y = 0,6Y + 360
0,4Y = 360
Y = 1/0,4 x 360
Y = 2,5 x 360 = 900
Multiplier = 1/0,4 = 2,5
Slide 23 - Tekstslide
Multiplier
Y = c x ( Y - bY ) + Co + Io + Oo
Y = cY - cbY + Co + Io + Oo
Y = ( c - cb ) Y + ( Co + Io + Oo )
( 1 - c + cb ) Y = ( Co + Io + Oo )
Y = 1 / ( 1 - c + cb ) x ( Co + Io + Oo )
Multiplier = 1 / ( 1 - c + cb )
Slide 24 - Tekstslide
Multiplier
bijv.:
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 100 + 80 + 140
c = 0,75 en b = 0,2
Multiplier = 1 / ( 1 - 0,75 + 0,75 x 0,2 )
= 1 / ( 1 - 0,75 + 0,15 )
= 1 / 0,4 = 2,5
Slide 25 - Tekstslide
In een situatie van onderbesteding geldt ...(1). Het grote nadeel van deze situatie is ...(2)
A
1> EV < Y*
2> inflatie
B
1> EV < Y*
2> werkloosheid
C
1> EV > Y*
2> inflatie
D
1> EV > Y*
2> werkloosheid
Slide 26 - Quizvraag
In een situatie van onderbesteding zou de overheid kunnen overwegen om de belastingen te ...(1) of om de eigen overheidsbestedingen te ...(2)
A
1 verlagen
2 verlagen
B
1 verlagen
2 verhogen
C
1 verhogen
2 verlagen
D
1 verhogen
2 verhogen
Slide 27 - Quizvraag
Beleid overheid bij bijvoorbeeld onderbesteding:
anti-cyclisch begrotingsbeleid
- belastingen verlagen
- overheidsbestedingen verhogen
let op: - multiplierwerking
- openheid economie
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Automatische stabilisatoren
Bij meer werkloosheid dalen de inkomens niet naar 0 door de sociale zekerheid. Bestedingen dalen minder snel
Bij ruime arbeidsmarkt kunnen de lonen niet onder het minimumloon dalen. Bestedingen dalen minder snel
Bij krappe arbeidsmarkt stijgen de lonen, maar ook het gemiddeld belastingpercentage. Bestedingen stijgen minder snel
Slide 31 - Tekstslide
Inverdieneffect
Begrotingsbeleid heeft invloed op begrotingssaldo overheid
Stimulans via hogere overheidsbestedingen leidt tot een groter begrotingstekort.
Maar Oo stijgt ---> Y stijgt ---> B stijgt
Dus deel hogere bestedingen wordt terugverdiend via hogere B
Slide 32 - Tekstslide
Uitverdieneffect
Begrotingsbeleid heeft invloed op begrotingssaldo overheid
Afremmen via lagere overheidsbestedingen leidt tot een beter begrotingssaldo.
Maar Oo daalt ---> Y daalt ---> B daalt
Dus deel lagere bestedingen wordt tenietgedaan via lagere B
Slide 33 - Tekstslide
In de praktijk werkt de overheid vaak procyclisch.
Bijvoorbeeld als de economie heel goed draait en er veel belastingen binnenkomen, kan de overheid eindelijk de salarissen in de zorg verhogen